Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Herhalen
tijdvak 1 en 2
Slide 1 - Diapositive
Welke van de volgende beweringen past niet bij de tijd van jager-verzamelaars?
A
Mensen leven in kleine groepen en hebben weinig bezit.
B
Er worden afbeeldingen gemaakt op grotwanden, als kunst of magie.
C
Er is sprake van ruilhandel over lange afstanden in Europa.
D
Tussen mannen en vrouwen is een duidelijke rolverdeling noodzakelijk
om te overleven.
Slide 2 - Quiz
Wat past het beste bij de leefwijze van jager-verzamelaars?
A
Een sedentaire leefwijze.
B
Een nomadische leefwijze
C
een agrarische leefwijze
D
Een landbouwstedelijke leefwijze.
Slide 3 - Quiz
Oorzaak neolithische revolutie?
A
mensen gingen in grotere groepen samenleven
B
dorpen ontstonden
C
dieren trokken weg
D
het klimaatsverandering
Slide 4 - Quiz
Hoe wordt het gebied genoemd waar de landbouw is uitgevonden?
A
Vruchtbare Halvemaan
B
Sedentaire cirkel
C
Eufraat en Tigris
D
De Nijldelta
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de twee gevolgen van de landbouwrevolutie?
A
Mensen gingen een nomadisch bestaan leiden
B
Mensen gingen op een vaste plaatsen wonen.
C
Mensen wonen dichter op dieren; zo ontstonden nieuwe ziektes
D
Mensen stopten compleet met jagen.
Slide 6 - Quiz
Een vereiste voor het voortbestaan van een agrarisch-urbane samenleving is
A
dat er goede bestuurders zijn
B
dat er handel is
C
dat er een landbouwoverschot is
D
dat er ambachtslieden zijn
Slide 7 - Quiz
Welke van de volgende kenmerkende aspecten past niet bij de tijd van Jagers en Boeren?
A
De levenswijze van jager-verzamelaars
B
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
C
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
D
De ontwikkeling van het jodendom en christendom als eerste
monotheïstische godsdiensten.
Slide 8 - Quiz
Bestudeer de bron. Geef twee redenen waarom deze bron te maken heeft met een landbouwsamenleving en niet met een samenleving van jager-verzamelaars.
Slide 9 - Question ouverte
Hiernaast zie je een kaart met gebieden waar de eerste beschavingen ontstonden. Aan welke belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van beschavingen voldeden al deze gebieden?
A
Een vorm van schrift
B
Een gemeenschappelijke taal
C
Ontwikkelde landbouw
D
Steden
Slide 10 - Quiz
Leg uit naar welk kenmerkend aspect van de tijd van jagers en boeren de bron verwijst.
Slide 11 - Question ouverte
Schuif de omschrijving naar de juiste bestuursvorm!
Regering door het volk
Regering door weinigen
Regering door een onwettig alleenheerser
Regering door de besten
Regering door een vorst
Slide 12 - Question de remorquage
Lees de bron.
Van welke bestuursvorm was Plato voorstander?
A
aristocratie
B
democratie
C
monarchie
D
tirannie
Slide 13 - Quiz
Hippokrates kwam erachter dat ziektes zich minder verspreiden wanneer water kookt.
Waar is dit een goed voorbeeld van?
A
Wetenschappelijk denken
B
Mythisch denken
Slide 14 - Quiz
Bron 2 is geschreven door de Griekse historicus Herodotus. Uit welke zin blijkt iets van zijn eigen standplaatsgebondenheid?
A
Het is daar geen gewoonte om godenbeelden, tempels en altaren op te richten, en wie dat wel doet, verklaren ze voor gek
B
Maar ook voor de zon, de maan, de aarde, het vuur, het water en de winden zijn er erediensten
C
Wie de behoefte voelt om te offeren leidt het kuddedier naar een open plek en roept dan de godheid aan
D
De reden is waarschijnlijk dat de Perzen hun goden niet als menselijke gestalten zien
Slide 15 - Quiz
De Bataafse leider Julius Civilis kwam in opstand tegen de Romeinen. Hij riep de Bataven bijeen in een heilig woud, men zwoer elkaar eeuwige trouw en besloot Romeinse legerplaatsen aan te vallen. Bij welk kenmerkend aspect past deze gebeurtenis?
A
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur.
C
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich verspreidde.
D
De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
Slide 16 - Quiz
Welk belangrijke overeenkomst is er tussen onze huidige democratie en de democratie in Athene
A
Er is sprake van een directe democratie
B
De hoogste macht ligt bij de burgers
C
Rechtspraak ligt bij onafhankelijke rechters
D
Vrouwen mogen ook stemmen
Slide 17 - Quiz
Bij welke twee kenmerkende aspecten past de afbeelding van een aquaduct uit Frankrijk?
A
De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en denken over burgerschap in de Griekse stadstaat.
B
Klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
C
Groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
D
De confrontatie van de Grieks-Romeinse cultuur en de
Germaanse cultuur van noordwest Europa.
Slide 18 - Quiz
Welke begrippen en personen passen het beste bij het kenmerkende aspect ‘wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat’?
A
democratie, filosofie, Aristoteles
B
tirannie, pax romana, Hadrianus
C
stadstaat, romanisering, Germanen
D
volksverhuizing, expansie, Hannibal
Slide 19 - Quiz
Welke bewering is onjuist?
A
Als het Romeinse rijk een keizerrijk wordt, begint een periode van rust, de pax romana.
B
Romeinen konden meedogenloos zijn naar vijanden, maar respecteerden vaak godsdienst en cultuur van andere volkeren.
C
Door de verovering van Griekenland ontstond een mengcultuur en werden Grieken geromaniseerd.
D
De volksverhuizingen vanaf de 4e eeuw was één van de reden voor de val van het West-Romeinse rijk.
Slide 20 - Quiz
Welke van de volgende personen past alleen bij de tijd van Jagers en Boeren?
A
Ötzi de IJsmummie
B
Julius Caesar
C
Alexander de Grote
D
Julius Civilis
Slide 21 - Quiz
Bestudeer de bron. Een bewering: ‘Uit dit citaat van Vergilius blijkt dat de Romeinen zich verheven voelden boven andere volken’. Geef een argument voor en een argument tegen deze bewering.
Slide 22 - Question ouverte
1
2
3
4
5
Democratie wordt ingevoerd in Athene
Christenen worden gekruisigd in Romeinse Rijk
Neolithische revolutie
Steeds meer volken vallen Romeinse Rijk binnen
de eerste dorpen ontstaan langs de Nijl
Slide 23 - Question de remorquage
1
2
3
4
5
Pythagoras bedenkt zijn beroemde stelling
jagers maken rotsschilderingen in Lascaux
Neolithische revolutie
De staat Egypte wordt opgericht
Alexander de Grote verovert de Griekse paleis
Slide 24 - Question de remorquage
Klaar?
Werk verder aan je tijdvakkendossier over tijdvak 1 en 2 (zie ELO, opdrachten)