Toetsbespreking

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Toetsbespreking

Alleen potlood op tafel. 

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 1
In Drenthe zijn veel prehistorische vuurstenen-werktuigen gevonden. Het vuursteen van deze werktuigen is afkomstig uit de ondergrondse vuursteenmijnen bij Ryckholt in Zuid-Limburg en bij Grand Pressigny in Frankrijk. De Limburgse mijn ligt 250 kilometer en de Franse mijn ligt 800 kilometer van Drenthe.
Met deze gegevens doe je twee beweringen:
1 In de prehistorie was waarschijnlijk sprake van handel.
2 Het is waarschijnlijker dat de bewoners van Zuid-Limburg in deze tijd
landbouwers waren dan jagers-verzamelaars.
4p 1 Ondersteun beide beweringen met een argument.

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 2
Gebruik bron 1.
Een bewering:
Stonehenge kan niet gebouwd zijn door jagers-verzamelaars, maar moet gebouwd zijn door landbouwers.
4p 2 Leg deze bewering uit door:
- de leefwijze van jagers-verzamelaars op twee kenmerken te vergelijken met de leefwijze van landbouwers en
- daarmee telkens uit te leggen waarom jagers-verzamelaars Stonehenge niet konden bouwen en landbouwers wel.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 3
Gebruik bron 2.
Uit deze bron kun je afleiden dat de bevolking van Oer omstreeks 2600 v. Chr. in een stedelijke gemeenschap leeft.
4p 3 Leg uit, telkens met een gegeven uit de bron, dat er in die tijd rond Oer een stedelijke gemeenschap bestaat
− in economisch en
− in sociaal opzicht.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 4
Gebruik bron 3
Deze bron past bij een kenmerkend aspect van tijdvak/hoofdstuk 1
2p 4 Noem dit aspect en leg uit hoe dit in de bron naar voren komt.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 5
Rond 4000 v. Chr. verdween in het huidige Nederland de Swifterbantcultuur die voornamelijk bestond uit jager-verzamelaars. Er werd een nieuwe cultuur (hier: een groep mensen) gesignaleerd die zich ging richten op landbouw: de Trechterbekercultuur. Bij deze gegevens past de volgende uitspraak: Er kan niet met zekerheid worden gesteld dat de Swifterbant- en de Trechterbeker-cultuur verschillende culturen zijn geweest.
2p 5 Geef de redenering die bij deze uitspraak wordt gevolgd.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 6
2p 6 Zet de volgende gebeurtenissen uit tijdvak 2 in de goede chronologische volgorde.
1. Het Romeinse Rijk is op z’n hoogtepunt
2. Het christendom ontstaat
3. Julius Caesar wordt vermoord
4. Einde van het West-Romeinse Rijk
5. Christendom wordt staatsgodsdienst
6. Er komt godsdiensttolerantie in het Romeinse Rijk
7. Het Romeinse Rijk wordt een keizerrijk

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 7
Gebruik bron 4.
De gedachten van Plato over de ideale staat passen goed bij de ontwikkeling van het Griekse wetenschappelijk denken over burgerschap en politiek.
4p 7 Toon dit met behulp van de bron aan door in te gaan op:
- Plato’s ideeën over wie de ideale staat zou moeten leiden. Geef in je antwoord concreet aan welke groep mensen hij bedoelt en waarom hij deze mensen uitkiest.
- Plato’s ideeën over de gevaren van de democratie.

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 8
Gebruik bron 5.
De Romeinse politicus en redenaar Cicero (106-43 v Chr) noemde Herodotus de ‘vader van de geschiedschrijving’, omdat hij de eerste was die probeerde de geschiedenis op een wetenschappelijke manier te onderzoeken.
4p 8 Leg met twee voorbeelden uit dat Herodotus de geschiedenis op een wetenschappelijke manier tracht te onderzoeken.

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 9
Gebruik bron 6.
De Gallische hoofdman in deze bron ziet een duidelijk verschil tussen het optreden van de Germanen en het optreden van de Romeinen. Dit verschil vormt een verklaring voor de verspreiding van de Romeinse cultuur.
3p 9 Leg dit uit door
− aan te geven op welke manier de Germanen zich gedroegen tegenover de Galliërs en
− aan te geven op welke manier de Romeinen zich gedroegen tegenover de Galliërs en
− daarmee een verklaring te geven voor de verspreiding van de Romeinse cultuur.

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 10
Het christendom ontstond in de Romeinse provincie Judea (tegenwoordig Israël/Palestina) en verbreidde zich daarna .
2p 10 Leg uit welk verband er bestond tussen het Romeinse imperium en de verbreiding van het christendom.

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 11
 Gebruik bron 7.
2p 11 Noem twee gegevens uit bron 8 die aantonen dat dit grafschrift afkomstig is uit de tijd van de Pax Romana.

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 12
Gebruik bron 8.
   Van keizer Caligula wordt gezegd dat hij een ziekelijke neiging tot sarren en pesten had. Philo van Alexandrië is één van de bronnen voor deze opvatting.
2p 12 Geef een reden waarom je bij de beoordeling van het karakter van Caligula voorzichtig moet zijn met het gebruik van deze bron.

Slide 14 - Diapositive

Vragen?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive