Zelfstudie meervoud -en

Nederlands

Nederlands

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat ga je doen?
Je gaat nu bezig met zelfstudie.
Zelfstudie betekent dat je zelf de opdrachten gaat maken.
Bekijk de filmpjes en maak de opdrachten!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

KORTE EN LANGE KLINKERS

EN TWEEKLANKEN


Onze taal kent korte en lange klinkers en tweeklanken.

Korte klinkers zijn: a e u o i

Lange klinkers zijn: aa ee uu oo


Tweeklanken bestaan uit twee verschillende klinkers:

ij ei ie ui ou au oe eu


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

LANGE EN KORTE KLANKEN


Wij gaan buiten spelen = lange klank (klinkt lang)

spe - len


Wij doen twee spellen = korte klank (klinkt kort)

spel -len

 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even opfrissen!

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lange klanken

En soms hoor je een lange klank. 

Voorbeeld:
duur, mooi, haar

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

REGEL LANGE KLANK

aa ee uu oo

De apen eten dure noten


Lange klanken hebben pech,

we halen gewoon een letter weg.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Korte klanken


In sommige woorden hoor je een: a, e, i, o en u.

Dat noemen we een korte klank.


Slide 8 - Diapositive


REGEL KORTE KLANK

o i e a u

Domme kippen rennen het smalle bruggetje op.


Bij korte klanken zoals: a e o i u

zet ik twee medeklinkers, lekker puh!

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld


mop, map, mep

stem, stam, stom

Slide 10 - Diapositive


Wat zijn allemaal korte klanken?
A
gat, dun, waar
B
bot, oor, fris
C
met, lap, vol
D
mis, muur, flap

Slide 11 - Quiz

Lange klanken:
A: waar
B: oor
D: muur
Welk woord heeft een lange klank
A
kat
B
bas
C
baas
D
map

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn allemaal lange klanken?
A
mees, vraag, wordt
B
gaar, mis, Luuk
C
want, moord, blaar
D
muur, roos, laars

Slide 13 - Quiz

Korte klanken:
A: wordt (let op: er staat niet 'woord')
B: mis
C: want
De u in 'muggen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions









lange klank








korte klank
spelen
rennen
tikken
lopen

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud!

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als er van iets meer dan één is noem je dat meervoud
Dat weet je wel. 1 hond, 2 honden. We zetter er -en achter.
Maar soms moet er nog iets veranderen.

Er moet een medeklinker bij 
Er moet een letter af
Een -s moet veranderen in een -z
Een -f moet veranderen in een -v

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Pak je boek Nederlands erbij.
Lees de theorie op bladzijde 150 goed door.

Lees de woorden hardop, vaak hoor je dan al wat je moet veranderen.

Korte klank - twee medeklinkers (mes-messen)
Lange klank - letter er af (vuur-vuren)
Uitleg over lange en korte klanken staat op blz. 103.



Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kun je in je eigen woorden vertellen wat je gelezen hebt?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Filmpje
Kijk goed naar het volgende filmpje!

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

de krant
A
de kranten
B
de krants

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de school
A
de scholen
B
de schools

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De e in 'wezen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
Bal

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
Jas

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
meer

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
Stoel

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
Kip

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
Lamp

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
haak

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
Pen

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
druif

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
poes

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van:
Staaf

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertel in je eigen woorden wat je nog lastig vindt.

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

KLAAR!

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions