Lidwoorden

Bienvenue !
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bienvenue !

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui
  • Finir B Lire

  • Fais les exercices:
10b
11a, 11b
12a, 12b

  • Nieuwe grammatica: lidwoorden 

timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Lire un petit texte


Fini ? Vocabulaire A + B via quizlet leren
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Lidwoorden
de, het, een 

Slide 4 - Diapositive

de / het 
- "de" of "het" vertaal je met 
le / la / l' / les

- zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk of vrouwelijk
In de woordenlijst leer je of een woord mannelijk of vrouwelijk is

Slide 5 - Diapositive

Vrouwelijk enkelvoud
Voor vrouwelijke woorden gebruik je la of l'

la fille, la mère, la table
l'abeille, l'Espagne --> woorden die beginnen met een klinker of stomme h

Slide 6 - Diapositive

Welke klinkers ken je?

Slide 7 - Question ouverte

Mannelijk enkelvoud
Voor mannelijke woorden gebruik je le of l'

le garçon, le père, le tableau
l'enfant, l'oncle, l'hôtel --> woorden die beginnen met een klinker of stomme h

Slide 8 - Diapositive

Mannelijk/vrouwelijk meervoud
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op een -s zijn meestal meervoud. (-s niet uitspreken)

les filles, les garçons, les abeilles, les hôtels, etc.

Slide 9 - Diapositive

... grand-mère
... grand-père
... bébés
... fille
le
la
la
les

Slide 10 - Question de remorquage

Vul de open plekken in.
(1) ... tente est ici, à (2) ... piscine.

Slide 11 - Question ouverte

Vul de open plekken in.
Bon appètit ! (1)... chat mange (2) ... saucisses.

Slide 12 - Question ouverte

Vul de open plekken in.
Charlotte est (1) ... ami de (2) ... famille.

Slide 13 - Question ouverte

Wat zie je op de foto (meervoud!)?

Slide 14 - Question ouverte

Wat zie je op de foto? (meervoud)

Slide 15 - Question ouverte

Wat zie je op de foto? (meervoud)

Slide 16 - Question ouverte

Een
Je weet nu hoe je "de" en "het" vertaalt. Hoe zit dat met "een"

le garçon (de jongen) = un garçon (een jongen)
la fille (het meisje) = une fille (een meisje)

Slide 17 - Diapositive

Au travail
Fais: 16A, 16C, 16D
17A, 17D
18

Leren woordjes A, B

Slide 18 - Diapositive