I writng & grammar

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

What are we going to learn today?
  • Goals
  • SO 2 Chapter 3
  • Video
  • Explanation (take notes)
  • Lesson up quiz
  • I writing & grammar
  • Google classroom

Slide 2 - Diapositive

Goals
At the end of the lesson, you will have better knowledge about:
  1.  demonstrative pronouns

Slide 3 - Diapositive

SO 2 
Vocabulary: C reading, F listening, G reading
Stones: 8 talking about school, 9 ordering food at a restaurant
Date: 20-03-2023

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Demonstrative pronouns
De aanwijzende voornaamwoorden (demonstrative pronouns) gebruik je om naar iets te refereren of letterlijk te wijzen. In de Engelse taal kennen we de volgende aanwijzende voornaamwoorden:
- this --> dit / deze
- that --> dat / die
- these --> dit / deze
- those --> dat / die

Je gebruikt this en that voor enkelvoudige zaken en these en those voor meervoudige zaken. Daarnaast gebruik je this en these gebruik je voor zaken dichtbij en that en those gebruik je voor zaken ver weg of niet zichtbaar.

Slide 6 - Diapositive

Enkelvoud of meervoud?
Als je verwijst naar een enkelvoudig zelfstandig naamwoord, gebruik je this of that.
Als je verwijst naar een meervoudig zelfstandig naamwoord, gebruik je these of those.

- this/that book
- this/that nice guy
- these/those books
- these/those nice guys

Slide 7 - Diapositive

Dichtbij of ver weg?
Als je verwijst naar een zelfstandig naamwoord dichtbij, gebruik je this of these.
Als je verwijst naar een zelfstandig naamwoord ver(der) weg, gebruik je that of those.
Hoe kun je erachter komen of iets dichtbij of ver(der) weg staat? Soms staan er in een zin signaalwoorden. Deze woorden kunnen je belangrijke informatie geven die je hierbij kunnen helpen. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende signaalwoorden:
Dichtbij
- over here
- in my hand/bag/room
- close by
- next to
Ver(der) weg
- over there
- at the other side of
- at the end of
- behind



Slide 8 - Diapositive

Your thought process
Bekijk altijd goed in de zin of er wordt verwezen naar een enkelvoudig of meervoudig zelfstandig naamwoord en of iets dichtbij of ver(der) weg is/staat.

 

- ‘This book I have in my hand is amazing!’
- ‘I have to study all these books I have in my bag.’
- ‘That fly up on the wall is annoying me!’
- ‘Those people over there are colleagues of my mother.’

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

I Writing & Grammar
  • Pak een pen/potlood
  • Handout maken
  • Time? 
  • Finished? pak je vocabulary and stones (ga leren)
timer
1:00

Slide 11 - Diapositive