Redekundig 2

Ontleed de volgende zin:
De leraar liet de klas de nieuwste Lijsters zien.
1 / 38
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Ontleed de volgende zin:
De leraar liet de klas de nieuwste Lijsters zien.

Slide 1 - Question ouverte

Ontleed de volgende zin: We hebben mijn opa een fles drank gegeven.

Slide 2 - Question ouverte

Ontleed de volgende zin: De leraar moest haar de iPod teruggeven.

Slide 3 - Question ouverte

Voorzetselvoorwerp
Het zinsdeel dat begint met het voorzetsel dat hoort bij een werkwoord. Dit is dus altijd een vaste combinatie, waarbij het voorzetsel eigenlijk 'betekenisloos' is.

Slide 4 - Diapositive

Wat is hier het voorzetselvoorwerp?
Hij speelt nog graag met Lego.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is hier het voorzetselvoorwerp?
Zij zijn dol op skaten.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is hier het voorzetselvoorwerp?
Ik ben erg nieuwsgierig naar de uitslag.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is hier het voorzetselvoorwerp?
Volgens de Citotoets is hij geschikt voor het atheneum.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is hier het voorzetselvoorwerp?
Ik zal de volgende les trakteren op een ijsje.

Slide 9 - Question ouverte

Bijwoordelijke bepaling
Geeft meer informatie, vaak over het gezegde. 
Antwoord op vragen zoals waarom, wanneer, hoelang, waarvandaan, waarheen, hoe, waarmee?

Slide 10 - Diapositive

Wat zijn hier de bijwoordelijke bepalingen?
Gisteren zouden wij op het IJsselmeer gaan zeilen.

Slide 11 - Question ouverte

Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen?
Door het droge voorjaar is het waterpeil gezakt.

Slide 12 - Question ouverte

Wat zijn hier de bijwoordelijke bepalingen?
Na de onweersbui kwam ze snel naar huis.

Slide 13 - Question ouverte

Wat zijn hier de bijwoordelijke bepalingen?
Tijdens de voorstelling voor de brugklassen was het erg rumoerig in de zaal.

Slide 14 - Question ouverte

Wat zijn hier de bijwoordelijke bepalingen?
Waarom hebben jullie dat niet aan mij gegeven?

Slide 15 - Question ouverte

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Slide 16 - Diapositive

Ik reken dat wel uit op de achterkant van het luciferdoosje.
A
vzv
B
bwb

Slide 17 - Quiz

Zij is erg bang voor spinnen.
A
vzv
B
bwb

Slide 18 - Quiz

Hij was altijd al tevreden met een zesje.
A
vzv
B
bwb

Slide 19 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.
A
vzv
B
bwb

Slide 20 - Quiz

Wij wachten met spanning op de uitslag van het examen.
A
vzv
B
bwb

Slide 21 - Quiz

Het paard bleef stilstaan voor de hindernis.
A
vzv
B
bwb

Slide 22 - Quiz

De brandweerauto staat voor ons huis
A
vzv
B
bwb

Slide 23 - Quiz

Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk: alle werkwoorden in de zin
Naamwoordelijk: een van de koppelwerkwoorden (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen) en hetgeen wat met het onderwerp gekoppeld wordt door dat werkwoord

Slide 24 - Diapositive

Geef het gezegde aan: Januari bracht dit jaar veel regen.

Slide 25 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Het spatbord was snel gerepareerd.

Slide 26 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Hoelang is hij al populair?

Slide 27 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.

Slide 28 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: We hebben voor het reisje een jaar gespaard.

Slide 29 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: De koploper leed een grote nederlaag

Slide 30 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Hij las het verslag aan het begin van de vergadering voor.

Slide 31 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Het bouwen van die brug was niet gemakkelijk.

Slide 32 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Het blussen van de brand duurde uren.

Slide 33 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Wanneer knap jij die fiets eens op?

Slide 34 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Deze oplossing lijkt mij erg goed.

Slide 35 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Zij is vroeger een uitstekende schaatsster geweest.

Slide 36 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Waarom hebben jullie hem dat niet verteld?

Slide 37 - Question ouverte

Geef het gezegde aan: Volgens de minister blijft de hulp noodzakelijk.

Slide 38 - Question ouverte