combiles blok 3 taalverzorging tijdens corona

Koppelteken
Sommige samenstelling schrijf je met een liggend streepje: het kopelteken (-)
Het koppelteken zorgt ervoor dat een samenstelling beter leesbaar is. 
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Koppelteken
Sommige samenstelling schrijf je met een liggend streepje: het kopelteken (-)
Het koppelteken zorgt ervoor dat een samenstelling beter leesbaar is. 

Slide 1 - Diapositive

Klinkerbotsing
Gebruik een koppelteken als de klinkers botsen. (Wanneer klinkers samen ook een andere klank kunnen vormen.)

Slide 2 - Diapositive

Spel op de juiste manier:
autoonderdelen

Slide 3 - Question ouverte

diplomauitreiking

Slide 4 - Question ouverte

zeeeend

Slide 5 - Question ouverte

Een koppelteken gebruik je bij combinaties van titels en beroepen. 

Slide 6 - Diapositive

secretarisgeneraal
directeuroprichter
chefkok

Slide 7 - Question ouverte

Het koppelteken gebruik je bij aardrijkskundige namen en samenstellingen die daarvan zijn afgeleid. 

Slide 8 - Diapositive

Burghhaamstede
Noordholland
Latijnsamerika

Slide 9 - Question ouverte

Een koppelteken gebruik je na afkortingen, letters en speciale tekens. 

Slide 10 - Diapositive

PvdAleden
Lvormig
&teken

Slide 11 - Question ouverte

Een koppelteken gebruik je na de voorvoegsels:
adjunct, aspirant, assistent,  bijna, collega, ex,  interim, kandidaat, leerling, meester, niet , non, oud, sint, substituut

Slide 12 - Diapositive

adjunctdirecteur
nonverbaal
assistenttrainer

Slide 13 - Question ouverte

Een koppelteken gebruik je bij samenstellingen met hoofdletters.

Slide 14 - Diapositive

onAmerikaans
proFrans

Slide 15 - Question ouverte

Cijfers en getallen
Getallen in letters schrijf je aan elkaar. Alleen na duizend, voor en na miljoen en voor en na miljard komt een spatie.

Slide 16 - Diapositive

twaalfmiljoen
honderdvijfigduizendtien
negenmiljard

Slide 17 - Question ouverte

Bij klinkerbotsing in getallen schrijf je een trema en geen koppelteken. 

Slide 18 - Diapositive

achthonderddrieenvijftig.

Slide 19 - Question ouverte

Na een getal in cijfers schrijf je een koppelteken, behalve als het woord erachter een samenstelling is. 

Slide 20 - Diapositive

22jarige
36urige werkweek
4 meiherdenking

Slide 21 - Question ouverte

extra oefenen?
Dat kan met opdracht 1/2/4/7/9 van hoofdstuk 42

Slide 22 - Diapositive

Hoofdletters H 43
Je gebruikt hoofdletters aan het begin van een zin. 
Als de zin met een apostrof begint, dan krijgt de eerste letter van het tweede woord de hoofdletter. 

Slide 23 - Diapositive

snachts
sochtends
(beide woorden staan aan het begin van een zin.

Slide 24 - Question ouverte

Eigennamen krijgen een hoofdletter, dus namen van personen, instituten, merken, historische gebeurtenissen en feestdagen. 

Slide 25 - Diapositive

jansen
calvé
bevrijdingsdag

Slide 26 - Question ouverte

Tussenvoegsel bij namen schrijf je met een kleine letter, tenzij de voornaam of letter niet genoemd is. 

Slide 27 - Diapositive

hans van der laan
meneer van der laan

Slide 28 - Question ouverte

Aardrijkskundig namen en afleidingen krijgen een hoofdletter.

Slide 29 - Diapositive

rotterdam
westfriesland
nederlands

Slide 30 - Question ouverte

Je gebruikt geen hoofdletters voor namen van:
maanden
dagen
windstreken
historische tijdperken
woorden afgeleid van feestdagen

Slide 31 - Diapositive

Januari
Donderdag
Kerstvakantie
Zuidoosten

Slide 32 - Question ouverte

Culturele, politieke en religieuze stromingen krijgen een kleine letter, maar een hoofdletter als het gaat om de bewoners van een bepaald gebied of om een instituut in een stroming.

Slide 33 - Diapositive

protestantisme
protestantse kerk
socialisme

Slide 34 - Question ouverte

Verder oefenen?
Als je nog meer wilt oefenen, dan kun je de volgende opdrachten van Hoofdstuk 43 maken:
1/2/3/6/78

Slide 35 - Diapositive

Hoofdstuk 44: leestekens
De regels uit het boek:
Een punt zet je aan het einde van een zin of na een afkorting.
Een vraagteken komt aan het einde van een vraagzien, een uitroepteken na een uitroep of bevel. 

Slide 36 - Diapositive

komma
Je schrijft een komma:
  • als je een oauze hoort
  • bij een opsomming
  • tussen bijvoeglijke naamwoorden
  • tussen tewee persoonsvormen
  • voor-en nadat je iemand aanspreekt.

Slide 37 - Diapositive

dubbele punt
Een dubbele punt geeft aan: nu komt een opsomming, een citaat of nadere uitleg. 
Je schrijft het volgende woord alleen met hoofdletter als een citaat volgt of als een opsomming in volledige zinnen volgt. 

Slide 38 - Diapositive

puntkomma
Een puntkomma staat tussen zinnen die sterek met elkaar vebonden zijn, maar die ook op zichzelf kunnen staan. In plaats van een ; had er ook "en" of een . kunnen staan. 

Bijvoorbeeld: De meeste katten houden niet van regen; de meeste mensen trouwens ook niet. 

Slide 39 - Diapositive

Aanhalingstekens
Aanhalingstekens zet je om citaten en om woorden die je letterlijk wilt benoemen of die een speciale betekenis hebben. 

Slide 40 - Diapositive

Schrijf je middeleeuwen met een hoofdletter of een kleine letter?
Om welk woord zou je aanhalingstekens zetten?

Slide 41 - Question ouverte

Plaats de aanhalingstekens:
Weet je, zei de docent, dat spelling soms best ingewikkeld is?

Slide 42 - Question ouverte

apostrof
Je schrijft een apostrof:
  • Als je een of meer letters uit een woord weglaat.
  • Als een meervouds- of bezitsvorm anders uitspraaakverwarring geeft. 
  • Na de bezitsvorm van namen die eindigen op een s-klank. 
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op -y

Slide 43 - Diapositive

Voeg de apostrof toe:
mn favoriet
opas en omas
Rens vader
babytje

Slide 44 - Question ouverte

weglaatstreepje
Je gebruikt een liggend streepje als afbreekstreepje (aan het einde van een zin) als koppelteken of als weglaatstreepje. 

Slide 45 - Diapositive

Gebruik het weglaatstreepje op de juiste manier:
hoofdpijn en nekpijn
muziekfilms en muziekvideo's

Slide 46 - Question ouverte

Verder oefenen?

Je kunt verder oefenen metde opdrachten uit je boek:
Zie hoofdstuk 44:
1/2/6/7/9

Slide 47 - Diapositive