Persoonsvorm VT

Les 38
Hoe schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd?
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2Studiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Les 38
Hoe schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Vidéo

Een sterk (onregelmatig) werkwoord...
A
Verandert niet van klank in de verleden tijd.
B
Verandert soms van klank in de verleden tijd.
C
Verandert van klank in de verleden tijd.
D
Iets met een kofschip

Slide 6 - Quiz

Ik sloop het huis.
Ik heb het huis......
A
gesloopt
B
gesloopdt
C
gesloopd
D
geslopen

Slide 7 - Quiz

dansen- Ik heb stiekem met je........
A
gedansd
B
gedanzd
C
gedanst
D
gedanzt

Slide 8 - Quiz

Om de persoonsvorm te vervoegen met 't kofschip,
A
moet je de ik- vorm gebruiken
B
moet je de hij-vorm gebruiken
C
gebruik je het hele werkwoord zonder en
D
gebruik je het hele werkwoord

Slide 9 - Quiz

Zij raadt dat nooit.
Gisteren .....zij dat ook niet.
A
raadde
B
rade
C
raadte
D
raatte

Slide 10 - Quiz

lopen- Vorige week .....ik naar de winkel om boodschappen te halen.
A
loopte
B
loop
C
liepte
D
liep

Slide 11 - Quiz

Als de laatste letter van het werkwoord zonder -en niet in 't kofschip zit,
A
komt er een t bij in de verleden tijd.
B
komt er een d bij in de verleden tijd.
C
komt er niks bij in de verleden tijd.
D
komt er een dt bij in de verleden tijd.

Slide 12 - Quiz

De baby ... (huilen) toen hij honger had.

Slide 13 - Question ouverte

Jet ... (eten) gisteren een broodje kaas.

Slide 14 - Question ouverte

Voltooid deelwoord (vd)
Het voltooid deelwoord is het werkwoord dat aangeeft dat iets is afgelopen. 

Je herkent het voltooid deelwoord aan: 
  • Omdat je de PV al uit de zin hebt gehaald, weet je dat de andere vervoegde werkwoorden voltooid deelwoorden zijn
  • Zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden
  • Er staat ge- be- of ver- voor 
  • Het werkwoord geeft aan dat het is afgelopen 


Slide 15 - Diapositive

voltooid deelwoord (vd)
Verlengproef
Het heeft 7 euro gekos....
koste
je hoort een t
Het heeft 7 euro gekost




Slide 16 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 17 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 18 - Quiz

Wat is het juiste vd?
Mijn nichtje is vorig jaar....(verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuizt
D
verhuizd

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste vd?
De hond van de buren heeft mij....(bijten)
A
gebijt
B
gebijd
C
gebeten

Slide 20 - Quiz

Wat is het juiste vd?
We hebben uren.... (dansen)
A
gedansd
B
gedansen
C
gedanst

Slide 21 - Quiz