Werkwoordspelling - herhaling - havo 3 - bn van od en vd

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling - herhaling (3) - havo 3

BN van OD - VD

De luie kat.

De rode kat.

De ontspannen kat.

De vermoeide kat.

De dromende kat.

Het bijvoeglijk naamwoord!

Bijvoeglijke naamwoorden

...'zeggen' iets van een zelfstandig naamwoord; 

...geven een kenmerk of eigenschap aan;

...staan vaak vóór een zelfstandig naamwoord;

...soms staan ze erachter, ná een koppelwerkwoord.

Mag ik mijn zwarte tas hier op de bank laten staan?

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

1. mijn
2. zwarte
3. tas
4. bank

Deze fiets is lelijk. Ik wil die groene mountainbike.

Wat is hier het bijvoeglijk naamwoord?

1. Deze
2. fiets
3. lelijk
4. groene

De geschreven verslagen zijn gisteren beoordeeld.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

1. geschreven
2. verslagen
3. gisteren
4. beoordeeld

Bijvoeglijke naamwoorden

Er zijn 'gewone' bijvoeglijke naamwoorden, zoals 'rode' of 'luie', maar bijvoeglijke naamwoorden kunnen ook van werkwoorden gemaakt worden.

Twee soorten werkwoorden zijn daarvoor erg geschikt:

1. het voltooid deelwoord

2. het onvoltooid deelwoord

Voltooid deelwoord

Heeft altijd een hww bij zich van hebben, zijn of worden.

Hij heeft geschreven.

Het is gemaakt.

Dat wordt gezegd.

Onvoltooid deelwoord

Geeft aan HOE het onderwerp iets doet in de zin.

Huilend liep het meisje de klas uit.

Gisteren zag ik hem rennend door de straten gaan.

Margreet heeft de moord op haar echtgenoot altijd ontkend.

ontkend =

1. voltooid deelwoord
2. onvoltooid deelwoord

Jonas kwam lopend naar school.

lopend=

1. voltooid deelwoord
2. onvoltooid deelwoord

Mikkend op de bovenkant gooide de jongen de bal naar het bord.

mikkend =

1. voltooid deelwoord
2. onvoltooid deelwoord

Dat deuntje heeft mij altijd geïrriteerd.

geïrriteerd =

1. voltooid deelwoord
2. onvoltooid deelwoord

bn van voltooid deelwoord

Als het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord komt: NIKS meer aan doen. (Meestal, toch.)

Een gelopen race, de beladen vrachtwagen, de gebraden haan.

Een bn van een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord schrijf je zo kort mogelijk, maar let op de klank!

De gebrande pinda's, de gehate dictator, de gewitte muur.

bn van onvoltooid deelwoord

Meestal komt er een 'e' achter het onvoltooide deelwoord.
Als het een het-woord is, waar je 'een' voor zet, dan hoeft dat niet.

Het huilende kind stond op de stoep. 

Een huilend kind is niet echt vrolijk.

En nu jij! 

Gaat het lukken?

De [kiezen] president juichte na de verkiezingsuitslag.

De [gillen] leerlingen maakten een puinhoop van het lokaal.

Het [branden] huis wordt nu door de brandweermannen geblust.

De [blussen] brand smeulde nog wel een paar uurtjes door.

Een [verblinden] licht scheen in mijn ogen.

Die [bederven] vleeswaren moet je niet meer opeten, hoor.

Hoe goed begrijp je nu wat een bn van een onvoltooid en een voltooid deelwoord is?

😒🙁😐🙂😃

The end!