Fictie periode 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Fictie - 3M

Verhaalanalyse

Herhaling van fictiebegrippen

Perspectief

Ik-perspectief: Vanuit ik geschreven. Je weet niet meer dan de ik-persoon. 

Hij/zij-perspectief: Geschreven in hij/zij vorm. Je weet niet meer dan de hoofdpersoon. 

Alwetende verteller: Je weet over meerdere personages, wat ze denken, voelen en doen. 

Welk perspectief?

1. Ik-perspectief
2. Hij/zij perspectief
3. Alwetende verteller

Fictie versus non-fictie

Fictie is een verzonnen verhaal of tekst, 

met als doe je te amuseren

Non-fictie zijn teksten die gebaseerd zijn op feiten, 

met als doel informeren.

Fictie of non-fictie?
Als je de Donald Duck leest.

1. Fictie
2. Non-fictie

Fictie of non-fictie?
Als je de krant leest.

1. Fictie
2. Non-fictie

Genre

Dit is het soort verhaal. 

Noem een voorbeeld van een genre.

Personages

Verhaalfiguren in boeken en films worden ook wel personages genoemd. Round of flat!

 

!Als er wordt gevraagd om een  hoofdpersoon te beschrijven, wees dan altijd zo volledig mogelijk. Denk aan innerlijke en uiterlijke kenmerken, gedrag, gevoelens, leefomgeving, wat hem/haar bezighoudt.

Flatcharacter

- Makkelijk te herkennen

- Door een uiterlijke kenmerk

- Een overdrijving van een eigenschap

Bijvoorbeeld helden en schurken.

Round character/ hoofdpersoon

- Lijkt op een echt mens, met verschillende eigenschappen

- Ze zijn niet alleen maar slecht of goed

- Maakt een verandering of ontwikkeling door 

(door bijvoorbeeld een ervaring)

- Kan keuzes maken en deze ook onderbouwen

- Je leert het personage beter kennen

Round of flat?
Het mooie meisje is lief.

1. Type
2. Karakter

Round of flat?
De jongen dacht aan het meisje en vroeg zich af waar hij haar mee naar toe zou nemen op date.

1. Type
2. Karakter

Ruimte

Het verhaal speelt zich altijd ergens af. 

Zo kan de schrijver een bepaalde sfeer oproepen. 

De omgeving/ruimte heeft altijd een functie. 

Ook het weer valt onder ruimte

Verhaallijn 

Binnen een verhaal wordt het begin, verloop en einde beschreven van wat een personage meemaakt.

Er kunnen meerdere verhaallijnen in een verhaal zitten: de gebeurtenissen tussen verschillende personages.

Als er gevraagd wordt naar de verhaallijnen van het verhaal, wees dan ook zo volledig mogelijk. 

Spanning

1. Springen tussen verhaallijnen

2. Verhaallijn afkappen (ook wel cliffhanger genoemd)

3. Ontknoping uitstellen

4. Open plekken

5. Ruimte

6. Actie

CSI begint vaak met de misdaad. Je weet dus al wat er gebeurd is, alleen nog niet hoe. Hoe noem je deze techniek?

1. Springen tussen verhaallijnen
2. Verhaallijn afkappen
3. Ontknoping uitstellen
4. Gebruik maken van een plottwist/plotwending

Bij welke techniek zet de schrijver je op het verkeerde spoor?

1. Springen tussen verhaallijnen
2. Verhaallijn afkappen
3. Ontknoping uitstellen
4. Gebruik maken van een plottwist/plotwending

 Realistische en niet-realistische fictie

Realistische fictie: Verzonnen verhalen die wel echt kunnen gebeuren, zoals de boeken van Carry Slee.

Niet-realistische fictie: Verzonnen verhalen die niet echt kunnen gebeuren, zoals Harry Potter of de Marvelfilms. 

Wat is het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie?

 Verteltijd en vertelde tijd

Verteltijd: hoelang een verhaal duurt om te lezen. 

- Dus in aantal bladzijdes, minuten. aantal woorden etc.

Vertelde tijd: hoelang een verhaal in het verhaal duurt.

- Dus hoeveel tijd er verstreken gaat in het verhaal. 

Versnelling en vertraging

Versnelling: Er gaat in weinig tekst veel tijd voorbij. 

Bv: De maan hield zich al 4 maanden schuil achter de wolken. 

Vertraging: Er gaat veel tekst in weinig tijd voorbij. 

Bv: De docent liep van het lokaal naar de kantine, terwijl ze dacht aan de boodschappen die ze nog moest doen. Ook popte er een glimlach op haar gezicht, want ze moest denken aan een grapje dat een leerling net maakte. 

Begin van een verhaal

Hoe kan een verhaal beginnen?

- Met een inleiding, of gewoon aan het begin.

- In het midden van het verhaal.

- Aan het eind van het verhaal.

Flashback en flashforward

Flashback: Sprong in de tijd naar een eerdere gebeurtenis. 

- Met een terugblik, krijg je meer informatie over de hoofdpersoon.

Flashforward: Sprong in de tijd naar een latere gebeurtenis.

(Soms ook fastforward genoemd)

- De schrijver geeft je alvast informatie over wat er nog komen zal. 

Vragen?

Vandaag:

1. bespreken vr. 1 t/m 4

2. maken alle vragen van Het verhaal van Leila