mercredi le 14 avril

Wat is de plaats van de ontkenning
A
om het werkwoord
B
voor het werkwoord
C
om de persoonsvorm
D
achter het werkwoord
1 / 22
suivant
Slide 1: Quiz dans vidéo interactive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat is de plaats van de ontkenning
A
om het werkwoord
B
voor het werkwoord
C
om de persoonsvorm
D
achter het werkwoord

Slide 1 - Quiz

Bonjour

Slide 2 - Diapositive

Aujourd'hui
- ken ik alle grammatica en kan ik het gebruiken?
- ken ik alle woordjes en expressions?

Slide 3 - Diapositive

Aujourd'hui
Zijn er vragen over de toets?

Slide 4 - Diapositive

zij legden (mettre)
A
Ils mettent
B
ils ont mis
C
Ils mettaient
D
nous mettons

Slide 5 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van mettre?
A
mis
B
mets
C
metté
D
mes

Slide 6 - Quiz

vervoeg
je (mettre)
A
met
B
mette
C
mets

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'mettre'?
A
zetten, leggen
B
maken/doen
C
nemen
D
kunnen

Slide 8 - Quiz

Vous (boire, imparfait) un coca
A
boiriez
B
boiviez
C
buviez
D
buvez

Slide 9 - Quiz

boire =
A
eten
B
drinken
C
baden

Slide 10 - Quiz


Maak de zin ontkennend:
Nous parlons français.

Slide 11 - Question ouverte


Maak de zin ontkennend:
Charlotte a un chien.

Slide 12 - Question ouverte

Welke ontkenning betekent "niet meer"?
A
ne...plus
B
ne...pas
C
ne...jamais
D
ne...rien

Slide 13 - Quiz

C'est in de ontkenning wordt:
A
c'est ne pas
B
c' n'est pas
C
ne c'est pas
D
ce n'est pas

Slide 14 - Quiz

het persoonlijk voornaamwoord staat
A
voor de pv
B
achter de pv

Slide 15 - Quiz

Wat is de plaats van het persoonlijk voornaamwoord als er een hele werkwoord is?
A
voor de persoonsvorm
B
voor het hele werkwoord
C
na de persoonsvorm
D
na het hele werkwoord

Slide 16 - Quiz

Door welk persoonlijk voornaamwoord vervang je:

à ses copains?
A
me
B
lui
C
leur
D
te

Slide 17 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord

Je connais cette chanteuse.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 18 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord

J'écoute ma chanson préférée.
A
la
B
le
C
l'
D
les

Slide 19 - Quiz

Vervang het m.v. met een persoonlijk voornaamwoord.
Elle répond à son frère.
A
Elle répond à elle.
B
Elle répond à lui.
C
Elle elle répond.
D
Elle lui répond.

Slide 20 - Quiz

Ik ben helemaal klaar voor de toets!
A
Zeker
B
Ik ga een dikke voldoende halen
C
Gaat lastig worden
D
Ik heb er zin in

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive