8 psv en tekst

Argo les 8 PSV en tekst (deel 1)
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Argo les 8 PSV en tekst (deel 1)

Slide 1 - Diapositive

Het persoonlijk vnw
Nederlands
ev
mv
1e
ik/mij/me
wij/ons
2e
jij/je/jou/jouw
jullie
3e
hij/zij/het/zijn/haar
zij/hun/hen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Ik weet hoe het p.vnw. in het Grieks werkt (hoe ging de FTR)
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Sondage

Quiz
Persoonlijk vnw & les 8 t/m r.13

Slide 6 - Diapositive

Wat is het pers. vnw. van de 2e persoon?
A
αὐτον
B
μοι
C
ἐγω
D
σε

Slide 7 - Quiz

Wat is de acc. van ἡμεις?
A
ἡμας
B
ἡμους
C
ὑμας
D
ἡμον

Slide 8 - Quiz

Kies de (bestaande) dativus
A
ὑμιν
B
ὑμεις
C
ἡμῳ
D
ἡμᾳ

Slide 9 - Quiz

Hoe vertaal je ὑμεις?
A
ons
B
wij
C
jullie
D
jij

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je 'van haar'? (gen.)
A
αὐτῃ
B
αὐτης
C
αὐτου
D
αὐτων

Slide 11 - Quiz

Hoe vertaal je 'aan mij'? (dat.)
A
ἐμοι
B
ἐμι
C
ἐμιν
D
ἐμῳ

Slide 12 - Quiz

Hoe vertaal je 'het' in 'ik zie het (ding)'? (LV)
A
αὐτον
B
αὐτα
C
αὐτην
D
αὐτο

Slide 13 - Quiz

Hoe vertaal je 'haar' in 'ik geef haar een cadeau'? (mvw)
A
αὐτῳ
B
σοι
C
αὐτην
D
αὐτῃ

Slide 14 - Quiz

Hoe vertaal je 'hen' in 'ik hoor hen'?
(LV)
A
αὐτους
B
αὐτων
C
ἡμεις
D
ὑμας

Slide 15 - Quiz

Je komt de nominativi van de persoonlijke voornaamwoorden niet zo vaak tegen. Hoe komt dat?

Slide 16 - Question ouverte

r.1: τοὺς τῆς Ἑλλάδος ἥρωας

Vertaal:
A
De Griekse helden
B
De helden van Griekenland
C
Het Griekenland van de held
D
De held van Griekenland

Slide 17 - Quiz

r.2: αὐτοῖς

naamval?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 18 - Quiz

r.2: αὐτοῖς

Verklaar het gebruik van de dativus
A
Meewerkend voorwerp
B
στόλον + dat
C
Σὺν + dat.
D
BWB van middel ('door')

Slide 19 - Quiz

r.4: αὐτῷ

verwijst naar:
A
Ὁ Ἰάσων
B
τοὺς τῆς Ἑλλάδος ἥρωας
C
Ὁ δ᾽ Ἄργος
D
τὸν στόλον

Slide 20 - Quiz

r.4: τὸ ἔργον αὐτοῦ

=
A
τὸν στόλον
B
ὁ ναυπηγός
C
ἐν τῷ λιμένι
D
πλοῖον

Slide 21 - Quiz

r.7: σου

Verwijst naar...
A
Ὁ Ἰάσων
B
Ὁ δ᾽ Ἄργος
C
πλοῖον
D
αὐτοῦ (r.4)

Slide 22 - Quiz

r.8: αὐτοῖς

Verwijst naar:
A
Ὁ δ᾽ Ἄργος
B
οἱ ἥρωες
C
ὁ δὲ Ἰάσων
D
ὁ τοῦ στόλου ἡγεμών

Slide 23 - Quiz

rr.5-7: Waarom krijgt het schip de naam 'Argo'?
A
Als eerbetoon aan de Argonauten
B
De moeder van Iason heette zo
C
Naar de mythische reus Argos
D
Als eerbetoon aan de scheepsbouwer

Slide 24 - Quiz

r.10: φόβῳ

Hoe is de dativus hier gebruikt?
A
Als MVW
B
Als BWB van middel ('met')
C
Als BWB van oorzaak ('uit')
D
Aanvulling bij ἄπεστιν

Slide 25 - Quiz


Bij 'muziek' denk je aan:
A
οἱ Βορεάδαι
B
ὁ Ὀρφεὺς
C
ἡ Ἀταλάντη
D
πάντες ἄλλοι ἥρωες

Slide 26 - Quiz

Ga lekker verder met strepen en vertalen!

Slide 27 - Diapositive