Hay betekent er is of er zijn. Hay wordt nooit vervoegd en alleen gebruikt bij plaatsbepalingen van
gebouwen die niet specifiek zijn.
Slide 10 - Diapositive
'Hay" Niet specifiek?
Met niet specifiek wordt bedoeld dat het eensupermarkt is, of veelhuizen. Er wordt niet aangeven of het een bepaalde supermarkt of een bepaald huis is.
Slide 11 - Diapositive
ser en estar
Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. Maar estar betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld:
Ik ben hier - Estoy aquí
Slide 12 - Diapositive
ser of estar?
ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen.
estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor
eigenschappen die wél veranderen.
Slide 13 - Diapositive
Estar
waar
(ligging van een persoon, ding of gebouw)
Juan ESTÁ en el museo.
El museo ESTÁ en Amsterdam.
Hoe
(tijdelijke eigenschappen, gevoelens)
Juan ESTÁ aburrido.
Juan ESTÁ mareado.
Slide 14 - Diapositive
Ser
Estar
... met mijn
hond in de tuin
... op het strand
... rood en zwart
... op de tafel
... tevreden
... erg oud
... docent
... in bad
... Japans
Waar ... ?
... knap
... blij
... lief
... groot
Slide 15 - Question de remorquage
Hay, Ser of estar?
Mi padre ___________ en la cocina.
A
hay
B
está
C
es
Slide 16 - Quiz
Kies uit hay/estar/ser
Isabella y yo ___________ en la calle.
A
hay
B
estamos
C
estáis
D
sois
Slide 17 - Quiz
Kies hay, ser of estar: Brenda y yo ___________ amigas.
Slide 18 - Question ouverte
¿Hay, estar o ser?
La casa ___________ muy bonita
A
hay
B
es
C
está
D
eres
Slide 19 - Quiz
¿Hay, Ser o Estar? "En el bosque no ___________ casas".