Dag 5 - thema 6 - Film

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Thema 6 - Film - DAG 5

Woorden van vandaag

1. ook
2. de ouder
3. prima
4. rustig(e)
5. sorry
6. spannend(e)
7. spelen

ook

• net zo als iemand anders
• net zo als iets anders 

• zin: Ik wil ook mee.
• zin: Ik ga ook naar school.
• zin: Hij mag ook een nieuwe broek kopen.

29

de ouder (znw)

• de vader
• de moeder 

• de ouder - de ouders

• zin: Mijn ouders wonen in Duitsland.
• zin: Mijn vader en moeder zijn lieve ouders.

30

prima

• heel goed

• zin: Hoe gaat het? Prima!
• zin: Jullie hebben de toets prima gemaakt. 

31

rustig(e) (bnw)

• niet druk
• niet in beweging

• zin: Ik woon in een rustige straat; er rijden bijna geen auto's.
• zin: Ik zit rustig op de bank.

32

sorry

• sorry zeg je als je iets fout doet

• zin: Sorry dat ik te laat ben! 
• zin: Sorry, heb ik je pijn gedaan?

33

spannend(e) (bnw)

• een beetje eng, maar vaak tegelijkertijd ook leuk

• zin: Ik kijk naar een spannende film. 
• zin: Het boek is spannend.

34

spelen (ww)

• 1) een spel of sport doen
• 2) met speelgoed 
• 3) muziek maken

• TT - ik speel, jij speelt, wij spelen
• VT - ik speelde, wij speelden
• VTD - ik heb gespeeld

• zin: Hij speelt met de andere kinderen.
• zin: Zij speelt gitaar. 

35

Ik wil ... graag fietsen! Net zoals mijn zusje!

29

1. ok
2. ook
3. niks
4. liefst

Ik wil dat ... graag doen!

29

1. ok
2. ook
3. niks
4. liefst

Mijn vader en moeder zijn mijn ...

30

Een ander woord voor
'goed, oké'.

31

1. matig
2. voldoende
3. prima
4. mwah

Zullen we naar de film gaan?
Ja, ... !

31

Deze straat is ...

32

1. druk
2. spannend
3. rustig
4. actief

Kleine kinderen zijn meestal ... , ze maken veel geluid.
Volwassenen zijn meestal ... , dan hoor je minder geluid.

32

1. klein - rustig
2. rustig - druk
3. druk - rustig
4. groot - klein

... , mag ik er even langs?

33

1. Bovendien
2. Sorry
3. sorry
4. naar

... , ik ben te laat!

33

34

Wat vind jij spannend?

Spannend! Waar zie je dat?

34

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak de goede vervoeging van het ww 'spelen' (TT).
Ik ... gitaar, zij ... piano.
Jullie ...graag buiten, maar wij ... graag binnen.
Zet de antwoorden onder elkaar.

35

Maak een zin met het werkwoord 'spelen'
(in de verleden tijd).

35