14-04-2020 : Past simple TO BE

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Past Simple of To Be

Past Simple?

Om te praten over de verleden tijd.

We leren vandaag hoe je dit doet met het werkwoord TO BE:

Ik ben - I am
Ik was - I was etc....

Past Simple TO BE 

Ik was = I was

Jij was / Jullie waren = you were

Hij was = he was

Zij was = she was

Het was = it was

Wij waren = we were

zij waren = they were

Hoe vragend?

Was ik? = Was I?

Was jij / waren jullie? = Were you?

Was hij = Was he?

Was zij = Was she?

Was het = Was it?

Waren wij = Were we?

Waren zij = Were they?

Hoe negatief/ontkennend?

Ik was niet = I was not / I wasn't

Jij was niet / jullie waren niet = You were not / You weren't

Hij was niet = He was not / He wasn't

Zij was niet = She was not / She wasn't

Het was niet = It was not / It wasn't

Wij waren niet = We were not / We weren't

Zij waren niet = They were not / They weren't

You ___ at home yesterday.

1. were
2. was
3. are
4. is

Fouten om op te letten

Jij was = you were (niet was)

Were = waren

Where = Waar

He ___ on holiday last week.

1. were
2. was
3. are
4. is

I ___ a good dancer ten years ago.

1. were
2. was
3. are
4. am

They ___ in Scotland yesterday.

1. were
2. was
3. are
4. is

The sun ___ hot.

1. were
2. was
3. are
4. is

Maak de volgende zinnen ontkennend.

Gebruik geen afkortingen ( ' )

The boy was at home yesterday.

My friends were at a festival last week.

You were my friend last year.

Maak van de volgende zinnen vraagzinnen. 

John was a fan of playing the violin.

Their parents were on holiday for an entire month.

The teachers were very angry at the naughty pupil.