4M week 46 les 2

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

4M week 46 les 2

Test time: chapters 4+5

Unit 3

Lesson 1

lesson 1

We are going to do excercises 1 to 6 together then you will get some grammar and finish lesson 1

If-sentences

If- sentences 

If -sentences 

If-Sentences

"Wanneer er aan een bepaalde voorwaarde wordt voldaan, 

is er een bepaald gevolg."

"Als ik dat doe, dan gebeurt er dit."

"Er gebeurt dit, als ik dat doe."

If-Sentences

Bestaan uit 2 onderdelen:

"Bijzin" met een voorwaarde (begint met if)

Hoofdzin met het gevolg. 

If-Sentences

Bestaan uit 2 onderdelen:

"Bijzin" met een voorwaarde (begint met if)

Hoofdzin met het gevolg. 

"If you study,

you will pass your exams."

If-Sentences

Bestaan uit 2 onderdelen:

"Bijzin" met een voorwaarde (begint met if)

Hoofdzin met het gevolg. 

"If she doesn't wake up on time,

she will be late."

If-Sentences

Bestaan uit 2 onderdelen:

"Bijzin" met een voorwaarde (begint met if)

Hoofdzin met het gevolg. 

PRESENT SIMPLE

WILL + WW

If-Sentences

"Bijzin" met een voorwaarde (begint met if)

Hoofdzin met het gevolg

"I will help you later, if you help me now."

"will help"

"help"

Present Simple

+

-

?

I / You / We / They           WW

He / She / It                       WW + (e)s

I / You / We / They           don't + WW

He / She / It                       doesn't + WW

Do + I / You / We / They + WW

Does + He / She / It + WW

If-Sentences

"Bijzin" met if

"Hoofdzin" 

WILL + WW

PRESENT SIMPLE

Even oefenen..

"If you ... (to forget) your book, she will send you back for it."

"She ...(to have) a lot of energy, if she does not eat that much."

"If you read my latest book, you ... (to learn) a lot."

"If she ... (can) keep a secret, we will tell her everything."

"You will be late, if you ... (not / to hurry)."

If the door opens,

1. The dogs will act like nothing happened.
2. The dogs will run away.
3. The dogs will attack each other.
4. The dogs will keep barking to each other.

if-zinnen:
"........, if we don't work together"

1. This project fails,
2. This project will fail,

if-zinnen:
"If you hold this side of the couch, ...."

1. I will hold the other side
2. I hold the other side

If it rains tonight,

1. I don't go out
2. I will not go out
3. I wouldn't have gone out
4. I would go out

if-zinnen:
"If you aren't careful when lighting a candle, ....."

1. you hurt yourself
2. you will hurt yourself

If-sentence (tegenwoordige tijd)
If he .......... (go), I ............ (stay)

1. goes, stay
2. goes, stayed
3. went, will stay
4. goes, will stay

if-zinnen:
"If you never eat vegetables, ......."

1. you will get sick
2. you shall get sick

Possesives

Possesive of

Bij bezit van een levenloos object gebruik je …. of ….

Dit geldt voor zowel enkelvoud als meervoud

The legs of the table

The back of the car

Possesive of

Je gebruikt …. of …. ook bij geografische locaties

The city of London

The capital of New Zealand

Possesive 's of '

Bij bezit van een persoon of dier gebruik je ‘s of ‘

Let goed op wanneer je ‘s of ‘ gebruikt!

Possesive '

Bij meervoud eindigend op –s gebruik je ‘

My parents’ car

Possesive 's

Bij meervoud zonder –s gebruik je ‘s

The children’s book

Bij enkelvoud gebruik je ‘s

This is my friend’s house

Possesive 's

Bij namen die niet eindigen op -s gebruik je 's

Sarah's phone

The butcher's (shop)

Bij een naam eindigend op –s gebruik je ‘s of ‘

James’s song

James’ song

Possesive 's

Bij tijdsaanduiding gebruik je 's

Yesterday's newspaper

John - sister

1. John's
2. John'
3. Of

Dog - waterbowl

1. Dog's
2. Dog'
3. Of

Max - book

1. Max's
2. Max'
3. Of

Brasil - Capitol

1. Brasil's
2. Brasil'
3. Of

Two days - work

1. Two days's
2. Two days'
3. Of

A glass - milk

1. A glass's
2. A glass'
3. Of

Girls - money

1. Girls's
2. Girls'
3. Of

Children - toys

1. Children's
2. Children'
3. Of

Do excercises 7&8