Les 3 Spelling & grammatica zelfstandig naamwoorden & bijvoeglijk naamwoorden
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederPraktijkonderwijsLeerjaar 3
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 44 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Aan het eind van de les kun je zelfstandig naamwoorden benoemen
Aan het eind van de les kun je bijvoeglijk naamwoorden signaleren en herkennen
Aan het eind van de les weet je het verschil tussen een zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
Slide 2 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Herhaling vorige les
Een groepje gaat verder met de opdrachten zelfstandig naamwoorden
Een groepje krijgt uitleg over de bijvoeglijke naamwoorden
Opdracht bijvoeglijk naamwoorden
Afsluiting les
Slide 3 - Diapositive
Waar ging de vorige les over?
Slide 4 - Carte mentale
Opdracht 1 zelfstandig naamwoord
Op de volgende slide zie je een afbeelding staan. Je gaat kijken naar de afbeelding en schrijft minimaal 10 zelfstandig naamwoorden op die je ziet, met de lidwoorden ervoor.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoorden
Slide 7 - Carte mentale
Bijvoeglijk naamwoorden
- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
- kan voor en achter een zelfstandig naamwoord staan,
bijvoorbeeld: De blauwe trui is kapot.
-Je kan de vraag stellen wat is + zelfstandig naamwoord?
Slide 8 - Diapositive
Hoe schrijf je bijvoeglijke naamwoorden?
Schrijf bijvoeglijke naamwoorden zo kort mogelijk! Schrijf zoveel mogelijk wat je hoort!
Let op!
de aardige man - een aardige man
het leuke huis - een leuk huis
Slide 9 - Diapositive
Sleep de woorden naar de juiste plek.
Bijvoeglijke naamwoorden
Andere woorden
lief
kast
aardig
oud
blijven
de
ijzeren
vervelende
boek
gekookte
want
langste
Slide 10 - Question de remorquage
Opdracht 5 en 6 bijvoeglijk naamwoord
blz54 en 55
In je boek staan zinnen. Je onderstreept alle bijvoeglijk naamwoorden met rood.
timer
10:00
Slide 11 - Diapositive
Opdracht 3 bijvoeglijk naamwoord
Kleur alle bijvoeglijk naamwoorden groen en bedenk 10 passende bijvoeglijk naamwoorden in de zin.
Slide 12 - Diapositive
Welk woord is een zelfstandig naamwoord? Ik vind dat een lekkere wortel
A
vind
B
een
C
lekkere
D
wortel
Slide 13 - Quiz
Welk woord is een zelfstandig naamwoord? Het paarse tapijt ligt op de grond
A
het
B
tapijt
C
paarse
D
grond
Slide 14 - Quiz
Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord? 'Omdat mijn moeder een andere baan kreeg.'
A
mijn
B
andere
C
omdat
D
kreeg
Slide 15 - Quiz
Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord? 'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith
Slide 16 - Quiz
Vul het bijvoeglijk naamwoord in. lief - Het ........meisje zat achter in de klas.
Slide 17 - Question ouverte
Vul het bijvoeglijk naamwoord in. smal - Ze schoof haar fiets in het .......gangetje.
Slide 18 - Question ouverte
Wat is het bijvoeglijk naamwoord en de zelfstandige naamwoorden in de zin? Mijn oom staat in een lange rij
A
mijn
B
lange
C
oom
D
rij
Slide 19 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord en de zelfstandige naamwoorden in de zin? De rode ballon vliegt door de lucht
A
ballon
B
lucht
C
door
D
rode
Slide 20 - Quiz
Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden en zelfstandig naamwoorden in de zin? De oude kunstenaar schildert op het witte doek