Bijvoeglijk naamwoord - taalverzorging H5 klas 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Bijvoeglijk naamwoord

Dit weet je al over woordsoorten

- werkwoord 

- zelfstandig naamwoord

- lidwoord

Hij heeft zijn haren laten knippen door de beroemde kapper.
- laten -

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord

Hij heeft zijn haren laten knippen door de beroemde kapper.
- haren -

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord

Hij heeft zijn haren laten knippen door de beroemde kapper.
- de -

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord

Theorie bijvoeglijke naamwoorden

Een bijvoeglijk naamwoord:

- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord

- kan voor en achter een zelfstandig naamwoord staan,

bijvoorbeeld: De blauwe trui is kapot.

- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt, 

bijvoorbeeld: de zilveren ring

Wat is 'beroemde' dus?

Hij heeft zijn haren laten knippen door de beroemde kapper.

Sleep de woorden naar de juiste plek. 

Bijvoeglijke naamwoorden

Andere woorden

lief

kast

aardig

oud

blijven

de

ijzeren

vervelende

boek

gekookte

want

langste

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
'De meester zag haar ingespannen gezichtje dat zich over het taalschrift boog.'

1. meester
2. gezicht
3. ingespannen
4. zich

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Omdat mijn moeder een andere baan kreeg.'

1. mijn
2. andere
3. omdat
4. kreeg

Hoe schrijf je bijvoeglijke naamwoorden?

Schrijf bijvoeglijke naamwoorden zo kort mogelijk en schrijf wat je hoort.

Let wel op:

de aardige man - een aardige man

het leuke huis - een leuk huis

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn met - en, bijvoorbeeld: een houten tafel.

De Notre-Dame in Parijs krijgt hetzelfde ontwerp als voor de ... brand van vorig jaar, zo maakten de architecten die de restauratie overzien in juli bekend. De ... president Emmanuel Macron zei eerder juist dat hij een ...      ontwerp voor de kathedraal wel zag zitten.

verwoestende

Franse

Frans

verwoestend

modern

moderne

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
lief - Het ........meisje zat achter in de klas.

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
zorgelijk - Er verscheen een ......rimpel in zijn voorhoofd.

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
smal - Ze schoof haar fiets in het .......gangetje.

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
zilver - Ze deed haar .... armband om haar pols.