1h/v Chapitre 2 les 7 1Q

Mardi 23 août
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Mardi 23 août

Slide 1 - Diapositive

Mardi 23 août
Bonjour 1Q,

Deze les maak je zelfstandig. Je mag met oortjes in werken.
Werk netjes en serieus.

Het huiswerk voor de volgende les 
is het maken van deze LessonUp en 
alle opdrachten die daarbij horen.

Bonne chance! 

Slide 2 - Diapositive

Mardi 23 août
Programme wat af moet voor volgende les:

- Bron B     p. 66-69     
- Oefenen getallen t/m 100 (vragen in de LessonUp)
- Bron E   deel 1

Als je tijd over hebt / extra oefenen: (score minimaal 70%)
- Oefenen met werkwoord AVOIR (slim stampen Chap 1 bron H)
- Oefenen met de woorden van A + B Chapitre 2.

Slide 3 - Diapositive

C'est si bon! 
                           B lire  p.66 t/m69


  • exercice 9 (gebruik evt. internet)
  • exercice 10abc (10c possible=mogelijk,                                                 impossible =onmogelijk)
  • exercice 11ab
  • exercice 12a (Zet de gerechten in de juiste kolom).             J'aime= ik vind lekker en                                             Je déteste = ik vind niet lekker)

Gebruik de woordenlijst bron B p.92
bij het maken van de opdrachten.
     






      Slide 4 - Diapositive

      Mardi 23 août

      Je gaat nu een aantal vragen maken over 
      de getallen t/m 100 in het Frans.

      Neem eerst je aantekening nog even goed door.

      Daarna maak je de vragen. 
      Probeer dit zonder je aantekenschrift te doen.

      Bonne chance

      Slide 5 - Diapositive

      Eerst even wat getallen tot 20 herhalen. Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
      treize
      trois
      zéro
      six

      onze
      seize
      vingt

      Slide 6 - Question de remorquage

       Let op: je houdt drie getallen over.
      43
      36
      60
      58
      cinquante-six
      trente-six
      trente-huit
      cinquante-huit
      vingt-trois
      soixante
      quarante-trois

      Slide 7 - Question de remorquage

      Zet de getallen van klein naar groot
      quatre-vingt-quinze
      vingt-et-un
      quatre-vingt-dix-huit
      quatre-vingt-six
      quarante-huit
      soixante- seize

      Slide 8 - Question de remorquage

      Noteer de Franse vertaling van de getallen:

      77

      Slide 9 - Question ouverte

      Noteer de Franse vertaling van de getallen:

      81

      Slide 10 - Question ouverte

      Noteer de Franse vertaling van de getallen:

      52

      Slide 11 - Question ouverte

      Welk getal hoorde je?
      Schrijf het op in getallen

      Slide 12 - Question ouverte

      Noteer de Franse vertaling van de getallen:

      93

      Slide 13 - Question ouverte

      Mardi 23 août

      Je gaat nu een aantal vragen maken over 
      de persoonlijk voornaamwoorden

      Neem eerst bladzijde 48 door .

      Daarna maak je de vragen. 
      Probeer dit zonder de uitleg op bladzijde 48 te doen.

      Bonne chance

      Slide 14 - Diapositive

      ik
      jij
      hij
      zij
      wij 
      jullie/u
      zij(m mv)
      zij (v mv)
      Bij 'wij' kunnen 2 vertalingen
      Je
      Elles
      Nous
      il
      Tu
      Elle
      Vous
      ils
      On

      Slide 15 - Question de remorquage

      Wat betekenen: je-tu-vous-elles
      A
      jij-wij-jullie-zij
      B
      ik-jij-jullie-zij
      C
      ik-jij-wij-zij
      D
      ik-zij-hij-wij

      Slide 16 - Quiz

      Vertaal : Nous

      Slide 17 - Question ouverte

      Vertaal : Il

      Slide 18 - Question ouverte

      Vertaal : Zij (v meervoud)

      Slide 19 - Question ouverte

      Een persoon vervangen door il / elle

      Paul  est français. 
      Il habite à Paris.
      Paul is Frans. Hij woont in Parijs.

      Mieke est une fille. 
      Elle est française .
      Mieke is een meisje. Zij is Française

      Slide 20 - Diapositive

      Voor welk woord kun je Nina vervangen?

      Nina est hollandaise.

      Nina is Nederlands.
      Zij is Nederlands
      A
      Il
      B
      Elle
      C
      Je
      D
      Tu

      Slide 21 - Quiz

      Voor welk woord kun je le frère vervangen?

      Le frère a dix ans.

      De broer is 10 jaar.
      Hij is 10 jaar.
      A
      Nous
      B
      Elles
      C
      Elle
      D
      Il

      Slide 22 - Quiz

      Lucie mange un croissant.
      (Lucie eet een croissant)

      Vertaal nu: Zij eet een croissant

      Slide 23 - Question ouverte

      C'est si bon! 
                                 E regarder  p.78

      • Bekijk het filmpje. (Magister-leermiddelen-chapitre 2-bron e- opdracht 20a)
      • Maak opdracht 20 a.
      • Kijk daarna het hele filmpje af.

      • De volgende les gaan we deze nog een keer bekijken. Het is belangrijk dat je het dan al 1x hebt gezien. Je hoeft nog niet alles in detail te snappen. Kijk of je de grote lijnen eruit kan halen.


           






          Slide 24 - Diapositive

          Welk getal hoorde je?
          Schrijf het op in getallen

          Slide 25 - Question ouverte

          Mardi 23 août
          Check: Is alles af wat af moet zijn voor volgende les? 

          - Bron B  opdracht 9,10,11,12   p. 66-69     
          - De opdrachten uit de LessonUp over de getallen + de                   persoonlijk   voornaamwoorden (je/tu/il etc.)
          - Bron E opdracht 20a (wel hele filmpje 1x bekijken)

          Dan ga je extra oefenen met één van deze dingen:
          - Oefenen met werkwoord AVOIR (slim stampen Chap 1 bron H)
          - Oefenen met de woorden van A + B Chapitre 2.

          Slide 26 - Diapositive