(10) Persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)

Spelling KWT Les 9

Vandaag:

1. Theorie persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. Vooruitblik

Leerdoelen

- Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spelt

- Je gaat oefenen met deze spelling

Werkwoordspelling: PVTT

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Hoe bepaal je hoe je de pv op de goede manier spelt in de tt? 

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)? 

PVTT

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.
3. De oude man verstuurde de brief.
4. De oude man heeft de brief verstuurd.

PVTT
...(Aanvaarden) je deze baan?

1. Aanvaard
2. Aanvaardt

pvtt
Morgen ..(vluchten) wij naar Spanje.

1. vluchte
2. vluchtte
3. vluchten
4. vluchtten

pvtt
Ik ...(worden) morgen 14.

1. word
2. wordt

pvtt
De speeltuincommissie ... (beraden) zich op een nieuw klimtoestel.

1. beraad
2. beraadt

PVTT
Hoe lang .... hij het ... (uithouden)?

1. houd...uit
2. hout...uit
3. houdt...uit

PVTT

1. Pien onthoud alles.
2. Sien onthoudt alles.

Hij (geloven, pvtt) mij niet.

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofdt

pvtt
Wat (voorspellen) het weerbericht?

1. voorspeld
2. voorspel
3. voorspelt
4. voorspelde

Wie _____(durven pvtt) er niet in de achtbaan?

1. durfd
2. durft
3. durfdt
4. geen idee

pvtt

Daar (worden) je toch gelukkig van?

1. word
2. wordt

PVTT

1. Hij bediend
2. Hij bedient
3. Hij bediendt

Tijd om te oefenen. 

Maak de oefeningen op het A4-tje. We behandelen deze klassikaal als iedereen klaar is

Onderstreep het onderwerp en vul de juiste vorm van de pvtt in

Hoe goed kun je nu de pv in de tt spellen?

😒🙁😐🙂😃

• 1. Ik fiets graag naar mijn werk toe. (fietsen)
• 2. Fiets ik graag naar mijn werk toe? (fietsen)
  
• 3. Jij wordt morgen een jaar ouder. (worden)
  
• 4. Word jij morgen een jaar ouder? (worden)
  
• 5. Zij zijn vermoeid. (zijn - meervoud)
  
• 6. Het wordt morgen mooi weer. (worden)
  
• 7. Het pakket wordt morgen bezorgd. (worden)
  
• 8. Ik moet de olie verversen van mijn brommer. (moeten)
  
• 9. Ik heb een nieuw baantje. (hebben)
  
• 10. Wordt het pakketje morgen bezorgd? (worden)
  
• 11. Ik lees graag in dat nieuwe boek. (lezen)
  
• 12. Jij leest graag in dat nieuwe boek. (lezen)
  
• 13. Lees  jij graag in dat nieuwe boek? (lezen)
  
• 14. Zij leest graag in dat nieuwe boek. (lezen - enkelvoud)
  
• 15. Leest zij graag in dat nieuwe boek? (lezen - enkelvoud)
  
• 16. Het boek leest heel makkelijk weg. (lezen)
  
• 17. Wij lezen graag. (lezen)
  
• 18. Lezen wij graag? (lezen)
  
• 19. De sporter houdt van lezen. (houden) 

Vooruitblik

Week 52

Week 1

Week 2 (11)

Week 3 (12)

Week 4 (13)

Week 5 (14)

Week 6 (15)

kerstvakantie

kerstvakantie

pvvt zwakke werkwoorden

pvvt sterke werkwoorden

voltooid en onvoltooid deelwoord

indirecte directe reden

deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord