repaso gramatica

• Spaans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

¡Bienvenidos a la clase de español!

  Repaso

Gramática

* Grammaticale regels mannelijk-vrouwelijk

* Voornaamwoorden (yo - tú- él-ella-usted-nosotros-vosotros-ellos-ellas-ellos)

* Het werkwoord Estar

* De regelmatige werkwoorden

La clase de hoy: de les van vandaag

La meta de la clase: het doel van les

De grammatica opfrissen en die kunnen toepassen in de opdrachten.

Actividades:

- Grammaticale regels!!

- Jullie oefenen met de vervoeging van "estar" "Presente" 

- Oefenen regelmatige werkwoorden op ar-er-ir "Presente" 

                                                                      

Naam + ik =
Bijvoorbeeld: Mi padre y yo

1. De wij vorm
2. De zij-meervoud
3. De jullie vorm

Naam + Naam is=
Bijvoorbeeld: Eva + Susana

1. De wij vorm
2. De zij-meervoud
3. De jullie vorm
4. De zij-enkelvoud

Alejandro is ... ?
Alejandro .........................(hablar) inglés.

1. ella habla
2. él habla
3. usted habla

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
... viven en Italia.

1. Ellos / Ellas
2. Nosotros
3. Vosotros

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
... comemos a las tres y media.

1. Ellos / Ellas
2. Vosotros
3. Tú
4. Nosotros

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
Él es holandés y ... es española.

1. él
2. ella
3. yo
4. tú

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
Ella es holandesa y ... son españoles.

1. nosotros
2. ellos
3. ella
4. tú

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
... sois holandesas ?

1. Ellos / Ellas
2. Vosotros
3. Vosotras
4. Nosotros

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
¿... y Lucía tenéis catorce años?

1. yo
2. tú
3. él / ella
4. Nosotros

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoonsvorm.

soy

eres

es

somos

sois

son

estoy

estás

está

estamos

estáis

están

tengo

tienes

tiene

tenemos

tenéis

tienen

yo (ik)

tú (jij)

él, ella, usted (hij, zij, u) - ev

vosotros (jullie)

ellos, ellas, ustedes (hij, zij, u) - mv

nosotros (wij)

El verbo 'estar' 

yo	estoy
tú	estás
él/ella/usted	está
nosotros/nosotras	estamos
vosotros/vosotras	estáis
ellos/ellas/ustedes	están

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 

Maud y Melisa _____ (estar) de vacaciones en Madrid.

Ana y yo______(estar) en el salón 132.

¿Tú________ (estar-tú) en casa o en el colegio?

Yo _______ (estar) en la casa de mi abuela

Floris y tú _____(estar-vosotros) en Holanda.

están

estamos

estás

estoy

estáis

Completa:
"Tú______ en la biblioteca."

1. estoy
2. está
3. estáis
4. estás

Completa:
"Yo______ en casa."

1. estoy
2. están
3. estáis
4. estás

Los verbos regulares

Yo (hablar) .... español.

1. hablamos
2. habláis
3. hablo
4. hablas

Carmen y tú (comer) ... patatas fritas.

1. comen
2. coméis
3. comemos
4. comeís

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 

 _______(hablar-yo) español con Raphael. 

Emilia___________ (comer) frutas en el desayuno.

Luke y Sam _______________(escribir) mensajes en Whatsapp.

Rosanna y yo ___________ (comer) muchos churros con chocolate.

No, Sara y yo _____ (cantar) en español.

Tú...................................(escribir) los deberes en tu Ipad.

hablo

come

escriben

comemos

cantamos

escribes

VIVO

VIVES

VIVE

VIVIMOS

VIVEN

VIVÍS

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

ELLOS, ELLAS, USTEDES

HABLO

BAILO

CANTA

BAILAN

ESCUCHAS

TOCAMOS

ESCUCHÁIS

BAILA

HABLAN

CANTAMOS

ESTUDIÁIS

HABLAS

Nosotros (bailar)

1. bailas
2. bailamos
3. bailiamos
4. bailan

Vosotros (hablar)

1. hablas
2. hablan
3. habláis
4. hablamos

Él (cocinar) bien

1. cocino
2. cocinas
3. cocina
4. cocinara

Bob (pintar) pinturas

1. pinto
2. pintas
3. pintamos
4. pinta

Nosotros (trabajar) mucho

1. trabajemos
2. trabajos
3. trabajamos
4. trabajáis

Ellos (tocar) el piano

1. tocan
2. toca
3. tocas
4. tocáis

Gustar

Gustar = houden van/ leuk vinden/ lekker vinden

Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN

Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp  voor het werkwoord. 

Stap 1

Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?

Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het zwarte kolommetje).

vb. IK hou van pizza.

Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken. 

Stap 2

Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.

1. Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.   vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
2. Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.

Voorbeelden

Ik hou van voetballen (jugar al fútbol)

het gaat om de 'ik' persoon. 

Dus: ME ....jugar al fútbol

Nu nog gustar: Voetballen = ww --> dus GUSTA

me GUSTA jugar al fútbol

Voorbeelden

Wij houden van de pizza (la pizza)

het gaat om de 'wij' persoon. 

Dus: NOS .....la pizza

Nu nog gustar: pizza = zelfstand nw ENKelvoud--> dus GUSTA

nos GUSTA la pizza

Voorbeelden

Jij houdt van de dieren (los animales)

Het gaat om de 'jij' persoon.

Dus: TE ..... los animales

Nu nog gustar: dieren = zelfstand nw MEERVOUD--> dus GUSTAN

te GUSTAN los animales

Ontkenning

Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.

Ontkenning in het Spaans = No

De ontkenning zet je ALTIJD voor het werkwoord neer.  Dus:

(a mí) No me gusta(n)

(a ti) No te gusta(n)

(A ella) No le gusta(n)

Maak de juiste keuze:

* (A mí) me...………... la clase de español

1. gustan
2. gusta
3. gusto
4. gustas

Maak de juiste keuze:

(A Max).........................gusta jugar al fútbol

1. me
2. le
3. les
4. nos

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(a ti).............el deporte.

1. te gustas
2. te gusta
3. te gustan
4. te gusto

Wij houden van dansen.

1. Nos gustan bailar
2. Nos gusta bailar
3. Gustamos bailar
4. nos gustar bailar

0

Vragen?