Thema 5 De kleding

Thema 5
De kleding
dag 1 + 2
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 5
De kleding
dag 1 + 2

Slide 1 - Diapositive

Het is warm. Ik draag morgen een ........ naar school.
A
jurk
B
zwembroek
C
een korte broek
D
das

Slide 2 - Quiz

Als ik ga sporten, doe ik een ...... aan.
A
joggingbroek
B
badpak
C
spijkerbroek
D
rok

Slide 3 - Quiz

Deze broek heeft geen knopen, maar een

Slide 4 - Question ouverte

Wacht even. De ....... van mijn schoen is los.

Slide 5 - Question ouverte

Voordat ik ga douchen, ga ik mijn kleren
A
kopen.
B
aantrekken.
C
uittrekken.
D
sporten.

Slide 6 - Quiz

Ondergoed draag je ...... je kleren
A
onder
B
boven
C
in
D
met

Slide 7 - Quiz

Sokken koop je altijd per ...... (2 stuks).

Slide 8 - Question ouverte

Wanneer heb je vakantie?
A
In de winter.
B
In de lente.
C
In de zomer.
D
In de herfst.

Slide 9 - Quiz

De jas hangt ...... de kapstok.
A
in
B
boven
C
van
D
aan

Slide 10 - Quiz

Deze blouse staat leuk met
A
de rok.
B
de jurk.
C
de slippers.
D
de broek.

Slide 11 - Quiz

De man is nat van de regen.
Hij .......
A
trekt zijn kleren aan.
B
aantrekt zijn kleren.
C
trekt zijn kleren uit.
D
uittrekt zijn kleren.

Slide 12 - Quiz

Vul de goede kleur in.
Dit is een ...... muts.

Slide 13 - Question ouverte

Vul de goede kleur in.
Dit is een ....... t-shirt.

Slide 14 - Question ouverte

Ik heb thuis verschillende kleuren
A
panties.
B
pantie's.
C
pantys.
D
panty's.

Slide 15 - Quiz

Gefeliciteerd met je huwelijk. Je hebt een mooie
A
ketting.
B
ring.
C
armband.
D
horloge.

Slide 16 - Quiz

De zon is fel. Waar is mijn ........

Slide 17 - Question ouverte

Mijn knoop is los. Ik moet de knoop weer op mijn blouse ....
A
naaien.
B
kopen.
C
plakken.
D
gooien.

Slide 18 - Quiz

Het is warm. Doe het raam ........

Slide 19 - Question ouverte

Deze schoenen ........... €60,-.
A
lopen
B
hangen
C
kosten
D
sporten

Slide 20 - Quiz

Je gaat je broek wassen. De zakken moeten ........ zijn.
A
klein
B
open
C
leeg
D
los

Slide 21 - Quiz

Een bril draag je
A
op je neus.
B
op je hoofd.
C
in je oor.
D
om je neus.

Slide 22 - Quiz

Als het koud is, draag je om je nek een ........

Slide 23 - Question ouverte

Je loopt niet in huis, als je schoenen .......... zijn.
A
vuil
B
open
C
los
D
warm

Slide 24 - Quiz

Thema 5 "de kleding" is
A
gemakkelijk.
B
moeilijk.

Slide 25 - Quiz