CHAPITRE 3 RÉVISION

Bonjour la classe!
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Bonjour la classe!

Slide 1 - Diapositive

objectifs/doelen
- À la fin de ce cours je peux..

1. Lire l'heure (klokkijken)
2. Het werkwoord aller correct kunnen vervoegen van nl naar frans
3.  mettre l'adjectif possessif correct dans la phrase.
4. utiliser (gebruiken) le passé composé

Slide 2 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
1. tâche de début maken (5 min)
2. corriger ensemble (5 min)
3. subdiviser/ onderverdelen naar vraag. (20 min)
4. continuer avec la lettre (15 min)
5. révision (5 min)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Hoe begin je in het frans een zin als je wilt vertellen hoelaat het is?

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal: Het is 3 uur.

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal: het is half 4.

Slide 7 - Question ouverte

Wat zeg je als het kwart over is?

Slide 8 - Question ouverte

Welke kloktijd hoort bij welke klok?
Il est une heure
Il est une heure et quart
Il est deux heures moins le quart
Il est une heure et demie

Slide 9 - Question de remorquage

Welke kloktijd hoort bij welke klok?
Il est une heure
Il est une heure et quart
Il est deux heures moins le quart
Il est deux heures et demie

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Vidéo

avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 12 - Question de remorquage

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' (hebben) met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 13 - Question de remorquage

Uit welke elementen bestaat de passé composé in het Frans? Sleep die elementen naar het juiste vakje
Passé  composé
Vorm van het hulpwerkwoord être
Vorm van het hulpwerkwoord avoir
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 14 - Question de remorquage

Slide 15 - Vidéo

Dit zijn Franse bezittelijke voornaamwoorden
Deze woorden niet!
mon
ma
mes
ton
ta
tes
son
sa
ses
je
il
elle
tu
nous
vous

Slide 16 - Question de remorquage

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
une piscine
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 17 - Question de remorquage

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
une trousse
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 18 - Question de remorquage

Q12: Zie onderstaande bezittelijke voornaamwoorden. Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
mon
ton
son
ta
tes
mes
ses
ma
sa

Slide 19 - Question de remorquage

de Bezittelijke Voornaamwoorden meervoud
Maak de juiste combinaties.
ONS/ONZE
JULLIE / UW
HUN
    nos
  votre
   leur
   notre
      vos
    leurs

Slide 20 - Question de remorquage

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les livres 
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 21 - Question de remorquage

Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar het juiste zelfstandig naamwoord.
livres
frère
chambre
mon
mes 
ma

Slide 22 - Question de remorquage

Sleep de bezittelijk voornaamwoorden naar de juiste vertaling
ONS/ONZE
JULLIE / UW
HUN
    nos
  votre
   leur
   notre
      vos
    leurs

Slide 23 - Question de remorquage

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les plages
notre
nos
leur
leurs

Slide 24 - Question de remorquage

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
un frère
sa
son
ses
votre
vos

Slide 25 - Question de remorquage

Slide 26 - Vidéo

avoir
être
aller
gaan
hebben
zijn

Slide 27 - Question de remorquage

aller




Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 28 - Question de remorquage

Aller
je
tu
il/elle/on
vais
vas
va

Slide 29 - Question de remorquage

Hij (aller)

Slide 30 - Question ouverte

Vous ... (aller)

Slide 31 - Question ouverte

je (aller)

Slide 32 - Question ouverte

aller (tu)

Slide 33 - Question ouverte

Réfléchir sur le cours
Ecris/ schrijf op je wisbordje
1. Waar ben je vandaag beter in geworden?
2. Wat snap je nu beter dan aan het begin van de les?
3. Waar heb je nog moeite mee?

Slide 34 - Diapositive