§7.1 vorming, verandering en institutionalisering

Hoofdstuk 7
Vormingsvraagstuk: samenlevingsvormen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 7
Vormingsvraagstuk: samenlevingsvormen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe had jouw leven eruit gezien als je 100 jaar geleden 
geboren was? 
Hoe had jouw leven eruit gezien
als je 100 jaar geleden geboren was?

Slide 2 - Carte mentale

Deze vraag zet leerlingen aan om na te denken over hoe samenlevingsvormen veranderd zijn vanaf de jaren '20 van de vorige eeuw.
Wat leer ik dit hoofdstuk?
  • wat het begrip representatie inhoudt
  • welke politieke stromingen er zijn
  • de functies van politieke partijen
  • de twee modellen van politieke besluitvorming
  • wat het begrip globalisering inhoudt
Vorig hoofdstuk leerde ik ...

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat leer ik dit hoofdstuk?
Ik leer ...
  • wat de kernconcepten institutionalisering, democratisering, individualisering en rationalisering zijn
  • hoe deze ontwikkelingen de afgelopen 100 jaar tot stand zijn gekomen

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

§7.1 Vorming, verandering en institutionalisering

Slide 5 - Diapositive

Pagina 121
Institutionalisering 
Het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren. 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociale institutie
Sociale institutie is een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5 kenmerken van sociale instituties
1. ze bestaan buiten het individu om
2. ze hebben vaak een lange traditie
3. ze zijn vrij stabiel, maar wel veranderlijk door de samenleving
4. ze berusten vaak op moreel gezag
5. ze zijn dwingend

Slide 8 - Diapositive

pagina 39



Sinds welk jaar is er in Nederland sprake van algemeen kiesrecht?
Sinds welk jaar is er in Nederland sprake van algemeen kiesrecht? 
A
1819
B
1890
C
1919
D
1910

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

Benadruk hier de betekenis van passief en actief kiesrecht.
Verzuiling
De samenleving was opgedeeld in drie (of vier) levensbeschouwelijke en sociaaleconomische groepen: 
Katholiek
Protestants
Socialistisch
(Liberaal)
Mensen bleven voornamelijk binnen ‘de eigen zuil’ en de cultuur was sterk collectivistisch.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Benadruk dat er in dit filmpje andere zuilen worden benoemd dan in het lesboek, maar dat we bij Seneca socialistisch, protestants, katholiek (en liberaal) aanhouden.
Bij welke zuil horen de kranten?
Katholiek
Socialistisch
Protestants
Liberaal

Slide 13 - Question de remorquage

Benadruk na deze vraag dat er bij de verzuiling sprake was van min of meer geformaliseerde regels die ervoor zorgden dat gedragspatronen gereguleerd werden, zoals welke krant mensen lazen.
Gezinsleven ('20-'60)
Het gezin kun je zien als een sociale institutie, omdat er regels zijn waardoor iedereen weet wat er van hem of haar verwacht wordt.
Kostwinnersgezin en bevelshuishouding: er was sprake van een duidelijke rolverdeling tussen man en vrouw en een grote machtsafstand. 
Dit was was ook (deels) wettelijk vastgelegd. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gezin voor de jaren '60
Het
kostwinners
gezin of
traditioneel gezin
sociale institutie
complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gezin voor de jaren 60
Er is sprake van ongelijke verdeling van macht. de machts- afstand is groot. 
1. Iedereen wist wat er van hem verwacht werd
2. Vader zorgt voor het inkomen
3. Moeder voor de kinderen en het huishouden
4. Kinderen hielpen moeder mee
5. Gehuwde vrouwen waren handelingsonbekwaam

macht
het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan er gezegd worden over de machtsverdeling in het gezin?
A
De machtsafstand is groot.
B
Er is sprake van een ongelijke verdeling van macht.
C
De machtsafstand is klein.
D
Er is sprake van een gelijke verdeling van macht.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg uit waarom we spreken van ongelijke verdeling van macht?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Veranderingen in instituties (Na WOII)
Maatschappelijke veranderingen: baby-boom, economische vooruitgang en eigen woning bezit
In de wet veranderde onder andere het volgende:
1. De opbouw en de uitbreiding van de verzorgingsstaat
2. Wetswijziging in 1956: vrouwen werden niet langer als handelingsonbekwaam gezien.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions




Wat zou een nadeel kunnen zijn van institutionalisering?
Wat zou een nadeel kunnen zijn van institutionalisering?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Voordelen
Gedrag wordt gereguleerd
Er wordt steeds meer geredeneerd vanuit regels en procedures
Leidt tot zingeving (bijvoorbeeld statieflessen)
Nadelen
Gedrag wordt voorspelbaar, wat leidt tot meer vrijheid

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
Maak opdrachten 3-5

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Trump ontslaat:

Slide 25 - Diapositive

Dit hoofdstuk gaat over inspraak en daadkracht. In deze krantenkoppen komt naar voren dat Donald Trump beslissingen neemt om mensen te ontslaan. Dit doet hij zonder dat veel mensen daar inspraak in hebben. Hij gebruikt dus zijn daadkracht. Deze twee waarden staan centraal in het machtsdilemma bij deze les.