de woordvolgorde werkwoorden

de woordvolgorde werkwoorden

De woordvolgorde in een Franse zin is:

Onderwerp + persoonsvorm+ ander werkwoord + rest van de zin.
*Alle werkwoorden staan dus bij elkaar.
Ik ga Monopoly spelen.
je vais jouer au monopole
*In een ontkennende zin komt ne/ n' voor de persoonsvorm. en pas/ jamais/ plus erachter.
Ik ga niet naar Frankrijk.
je ne vais pas en France
*De volgende woorden staan direct na de persoonsvorm: souvent ( vaak), toujours ( altijd), bien ( goed), mal ( slecht), beaucoup 
( veel), déjà ( al)
Ik help altijd mijn vrienden.
J'aide toujours mes amis



1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

de woordvolgorde werkwoorden

De woordvolgorde in een Franse zin is:

Onderwerp + persoonsvorm+ ander werkwoord + rest van de zin.
*Alle werkwoorden staan dus bij elkaar.
Ik ga Monopoly spelen.
je vais jouer au monopole
*In een ontkennende zin komt ne/ n' voor de persoonsvorm. en pas/ jamais/ plus erachter.
Ik ga niet naar Frankrijk.
je ne vais pas en France
*De volgende woorden staan direct na de persoonsvorm: souvent ( vaak), toujours ( altijd), bien ( goed), mal ( slecht), beaucoup 
( veel), déjà ( al)
Ik help altijd mijn vrienden.
J'aide toujours mes amis



Slide 1 - Diapositive

Wat is de woordvolgorde in een Franse zin?
A
persoonsvorm+ onderwerp+ ander werkwoord+ rest van de zin.
B
rest van de zin+ persoonsvorm+ ander werkwoord+ onderwerp
C
onderwerp+ persoonsvorm+ ander werkwoord+ rest van de zin.

Slide 2 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Il a mangé du pain
A
a
B
mangé
C
il
D
du pain

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

Il a mangé du pain
A
a
B
mangé
C
il
D
du pain

Slide 4 - Quiz

Wat is het andere werkwoord in deze zin?

Il a mangé du pain
A
a
B
mangé
C
il
D
du pain

Slide 5 - Quiz

Welke zin is goed?

De zin is goed geschreven.
A
écrite la phrase est bien.
B
La phrase écrite est bien.
C
La phrase est bien écrite

Slide 6 - Quiz

Welke zin is goed?

Mijn moeder heeft soep gemaakt.
A
De la soupe faisait ma mère.
B
Ma mère faisait de la soupe
C
Ma mère de la soupe faisait.

Slide 7 - Quiz

Welke zin is goed?


A
Le garçon vient du Portugal
B
du Portugal le garçon vient
C
Vient le garçon du Portugal

Slide 8 - Quiz

Zet de zin in de goede volgorde.

manger-un croissant- je-vais

Slide 9 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.

Ses cousins- pas- de problèmes- n'ont-eu

Slide 10 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.

en vacances- vont- jamais- Tristan et Sean- ne

Slide 11 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.

basketball- il- aime- jouer-au

Slide 12 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.

de viande- nous- ne- pas-mangeons


Slide 13 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.


France- Elle- est- en- venue

Slide 14 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.


j'ai- une pizza- mangé

Slide 15 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.


en France- souvent- je- allé- suis

Slide 16 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.


Il-voyager-va-ne-plus

Slide 17 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.


travailler- il- veut- déjà- commencer- à

Slide 18 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.


le français- vais- je- apprendre

Slide 19 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.


huit- je- à- heures- pars

Slide 20 - Question ouverte

Zet de zin in de goede volgorde.


sept- me- je- à- lève- heures

Slide 21 - Question ouverte