TAAL thema 4 les 19 & 20

• Taal
• Basisschool
• Groep 1,8

TAAL thema 4 les 19 & 20

lijdende zin en bedrijvende zin

Aan het eind van de les kan ik het verschil uitleggen tussen een lijdende- en een bedrijvende zin en kan ik dit op de juiste manier toepassen in een zin.

"ik gooi de bal."
is dit een lijdende zin of bedrijvende zin?
en waarom?

"ik gooi de bal" = bedrijvende zin

• het onderwerp is actief --> "ik gooi"

lijdende zin

• het lijdend voorwerp (lv) wordt het onderwerp van de zin.
• de bal wordt gegooid door mij. 
• persoonsvorm (pv) wordt voltooid deelwoorden + hww worden.
• gooi --> wordt gegooid
•  onderwerp krijgt door ervoor.

De bal wordt gekopt door Tobias.

1. lijdende zin
2. bedrijvende zin

Romy kookt de rijst.

1. lijdende zin
2. bedrijvende zin

Anika knipt een foto uit.

1. lijdende zin
2. bedrijvende zin

De foto's worden door haar opgehangen.

1. lijdende zin
2. bedrijvende zin

TAAL thema 4 les 20

wederkerende voornaamwoorden

ik was...

1. me
2. je
3. zich
4. ons

Aan het eind van de les kan ik uitleggen wat wederkerende voornaamwoorden zijn en deze op de goede manier toepassen in een zin.

wederkerende voornaamwoorden 

• ik was me
• jij wast je
• hij/zij wast zich 
• wij wassen ons
• jullie wassen je/jullie
• zij wassen zich

ik verstop...

1. je
2. ons
3. me
4. jullie

Wij bedenken...

1. me
2. ons
3. jullie
4. je

hij verbaast...

1. zich
2. je
3. ons
4. jullie

maken: 

opdrachten thema 4 les 19 en 20

klaar?

• weektaak
• lezen in je leesboek

Hoe goed begrijp je de stof van deze les?

😒🙁😐🙂😃