Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Herhaling thema 4
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Geef een voorbeeld van een telwoord
Slide 3 - Carte mentale
Welke woord is geen telwoord?
A
honderd
B
zoveelste
C
minder
D
nummer
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
puntkomma (;)
dubbele punt (:)
komma (,)
Dit leesteken gebruik je tussen twee hoofdzinnen
Dit leesteken gebruik je voor en opsomming of verklaring en bij de directe reden
Dit leesteken gebruik je wanneer je iemand aanspreekt, tussen twee persoonsvormen, bij opsommingen en om de lezer te helpen bij het begrijpen van een zin
Slide 6 - Question de remorquage
Welk leesteken hoort in deze zin: Hij ging meteen naar huis [...] zijn vriend bleef nog even.
Slide 7 - Question ouverte
Welk leesteken hoort in deze zin: Hij keek thuis twee films [...] Superheld deel II en de reddertjes.
Slide 8 - Question ouverte
Welk leesteken hoort in deze zin: 's Nachts droomde hij ervan [...] maar het was geen nachtmerrie.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Is deze zin bedrijvend of lijdend? De jury geeft een cijfer.
A
bedrijvend
B
lijdend
Slide 11 - Quiz
Is deze zin bedrijvend of lijdend? De dressuur wordt door Inna goed uitgevoerd.
A
bedrijvend
B
lijdend
Slide 12 - Quiz
Is deze zin bedrijvend of lijdend? Inna ontvangt een prijs.
A
bedrijvend
B
lijdend
Slide 13 - Quiz
Is deze zin bedrijvend of lijdend? Inna's naam wordt omgeroepen door de jury.
A
bedrijvend
B
lijdend
Slide 14 - Quiz
Zet de zin in lijdende vorm. De jury prijst haar paard.
Slide 15 - Question ouverte
Zet de zin in lijdende vorm. Inna bedankt haar paard.