7/10: argumenteren: argumentatiestructuren

Argumentatiestructuren
maandag 7 oktober
HV3
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Argumentatiestructuren
maandag 7 oktober
HV3

Slide 1 - Diapositive

Planning:
1.
-HW bespreken:

HS1, LEZEN, paragraaf 3, opdracht 1 t/m 3



3.

- HS1, par. 3:

Argumentatiestructuren: oefenen
2.
- lezen
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen
leerdoelen
1. Je kunt in een tekst standpunten en argumenten herkennen.
2. Je kunt enkelvoudige en meervoudige argumenten onderscheiden en in een blokjesschema plaatsen.

Slide 3 - Diapositive

Argumentatiestructuur
In een argumentatiestructuur wordt een mening of standpunt onderbouwd.

Voorbeeldteksten: betogen, advertentieteksten of sollicitatiebrieven.

Slide 4 - Diapositive

argumentatiestructuur
- Inleiding: standpunt

- Middenstuk: argumenten (voor en tegen met weerlegging) voor je standpunt

- Slot: herhaling standpunt

Slide 5 - Diapositive

signaalwoorden argumentatie

- voor het standpunt:


- voor argumenten die losstaan van andere argumenten:

- voor argumenten die horen bij andere argumenten:

- redenen en verklaringen:


naar mijn mening, concluderend, kortom, dus
 
ten eerste…, overigens, nog afgezien van, trouwens

daarbij komt, vooral ook, omdat


omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van, immers, om die reden

Slide 6 - Diapositive

Wat staat er in het slot van een argumentatiestructuur?
A
samenvatting
B
herhaling van de stelling

Slide 7 - Quiz

Hoe is een argumentatiestructuur opgebouwd?
A
Standpunt - Argumenten
B
Argumenten - mening
C
Standpunt-argumenten-samenvatting
D
Standpunt-argumenten-herhaling standpunt

Slide 8 - Quiz

structuren
Argumenten kunnen op verschillende manieren het standpunt ondersteunen. 

Er zijn vier verschillende structuren, die je kunt weergeven in een blokjesschema. 

Slide 9 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie
- Elke dag een uur gym is goed, want bewegen is gezond.


- Bewegen is gezond, dus elke dag een uur gym is goed.

Enkelvoudige argumentatie: één argument onderbouwt het standpunt.




Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie: 
een argument wordt door ten minste één ander argument ondersteund = een subargument. 

--> Een subargument kan zelf ook weer ondersteund worden door een subargument.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten: 
Het standpunt wordt door meer dan één argument ondersteund. De argumenten zijn los van elkaar te gebruiken; ze hebben elkaar niet nodig. 

--> Tussen twee blokjes naast elkaar past het woord en.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten:
Het standpunt wordt door twee argumenten ondersteund. 

De argumenten hebben elkaar nodig: ze werken alleen in combinatie met elkaar.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Even oefenen

Slide 18 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie kan niet uit meerdere argumenten bestaan.
A
Eens
B
Oneens

Slide 19 - Quiz

Hoe noem je deze vorm van argumentatie?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende meervoudige argumentatie
C
Meervoudige argumentatie
D
Onderschikkende enkelvoudige argumentatie

Slide 20 - Quiz

Bij welke argumentatiestructuur heb je maar één argument?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie

Slide 21 - Quiz

1. Een onderschikkende en meervoudige argumentatie heeft altijd meerdere argumenten.
2. Een enkelvoudige argumentatie heeft één argument.
3. En bij onderschikkende argumentatie is er altijd minstens één subargument.
A
1, 2 ,3 Juist
B
1. Onjuist
C
2. Onjuist
D
3. Onjuist

Slide 22 - Quiz

Wat is een juiste vorm van enkelvoudige argumentatie?
A
Alle vogels kunnen vliegen, dus pinguïns kunnen ook vliegen.
B
Het regent buiten, dus ik neem een paraplu mee.
C
Ik voel me vandaag goed, dus het zal niet regenen.

Slide 23 - Quiz


A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 24 - Quiz


A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 25 - Quiz

'Jongeren vanaf 16 mogen met geld omgaan, zijn breed inzetbaar, goedkoop en daarom gewild bij ondernemers.' Welk argumentatieschema wordt hier toegepast?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 26 - Quiz

Een argumentatieschema met één standpunt en één argument noemen we
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie

Slide 27 - Quiz


A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 28 - Quiz


A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie

Slide 29 - Quiz

Het Luzac College is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 30 - Quiz

Enkelvoudige argumentatie:
A
de schrijver gebruikt meerdere argumenten
B
de schrijver ondersteunt een argument met een ondersteunend argument
C
de schrijver onderbouwt zijn standpunt met één argument
D
de schrijver houdt een betoog

Slide 31 - Quiz

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al vijf jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 32 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 33 - Quiz

Het Luzac College is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie

Slide 34 - Quiz

Maken: woe 16 okt.
HS1, paragraaf 3: opdracht 4, 5, 6
blz. 22-24



Slide 35 - Diapositive

leerdoelen
leerdoelen
1. Je kunt in een tekst standpunten en argumenten herkennen.
2. Je kunt enkelvoudige en meervoudige argumenten onderscheiden en in een blokjesschema plaatsen.

Slide 36 - Diapositive