Betekenis geven aan de werkwoorden met een vast voorzetsel.
Lesinhoud
- Herhaling werkwoorden met vast voorzetsel
- werkwoorden met een vast voorzetsel 11 t/m 20
- vertalen
- oefenen
-
- zelfstandig werken
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 3
Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
STEX B1 B2 les 4
Lesdoelen
Betekenis geven aan de werkwoorden met een vast voorzetsel.
Lesinhoud
- Herhaling werkwoorden met vast voorzetsel
- werkwoorden met een vast voorzetsel 11 t/m 20
- vertalen
- oefenen
-
- zelfstandig werken
Slide 1 - Diapositive
Naar aanleiding van de les van vorige week, herhalen we werkwoorden en combinaties van werkwoorden met een vast voorzetsel. Het komt aan op oefenen.
De docent stuurt erop aan dat jullie de woorden goed in het hoofd krijgen. Sterker nog: De docent dringt aan op thuis de combinaties leren.
Hierbij probeert de docent jullie aan te moedigen tot thuis studeren en oefenen met de combinaties, zodat ieder van jullie in aanmerking komt voor een voldoende op het Staatsexamen.
Slide 2 - Diapositive
Meteen proberen zonder uitleg.
Kies uit
woorden met vaste voorzetsels 11 t/m 20
Probeer de (werk)woorden of combinaties met vaste voorzetsels zelf in te vullen uit de rij.
Slide 3 - Diapositive
aanzetten tot
ten aanzien van
zich abonneren op
afgaan op
afgeven op
afhangen van
afhankelijk zijn van
afleiden van
afreageren op
afstemmen op
Slide 4 - Diapositive
“Ik wil me graag __________________________ ___________________ een krant. Weet jij welke krant ik moet nemen? “
“Je kunt niet zomaar _________________ ______ mijn mening. Het ________________ ____________________ _____________ wat je verwacht van een krant. Wil je een krant die links is? Wil je een krant die veel sensatie schrijft? Je kunt je keuze __________________ op je eigen voorkeur.”
“Ik wil geen krant die te veel ___________ ______ laagopgeleiden. Al die negativiteit ________ __________ _________ mensen die met hun handen werken vind ik niet fijn.”
“Ik hou van de Volkskrant, maar wij zijn verschillend. Ik weet niet aan welke krant jij de voorkeur geeft. Probeer er maar eens een paar.”