Spelling - werkwoorden - les 5.8 - vdw

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

deze les:

• huiswerk nakijken (5 min.)
• herhalen in Lessonup - pv t.t. + pv v.t. (5 min.)
• uitleg in Lessonup (15 min.)
• zelfstandig werken in werkboek (15 min.)
• klaar-opdracht lezen of online spelletje (5 min.)
• afronden les 

Spelling 5.8

Huiswerk: persoonvorm v.t. opd. 6

1. bezocht

2. zagen

3. vond              had

4. durfden

5. wilden          was

6. pakten

7. trakteerde

Vorige lessen:

• persoonsvorm tegenwoordige tijd
• persoonsvorm verleden tijd 

Het werkstuk ...... (worden t.t.) te laat ingeleverd.

Het werkstuk ...... (worden t.t.) te laat ingeleverd.

1. het werkstuk = het  

2. ik-vorm +t

3. ik word +t     

4. wordt             

De conciërge .......... (houden t.t.) de leerlingen goed in de gaten.

De conciërge ....... (houden t.t.) de leerlingen goed in de gaten.

1. de conciërge = hij  

2. ik-vorm + t

3. ik houd + t   

4. houdt           

Het schoolfeest ........... (luiden t.t.) het begin van het schooljaar in.

Het schoolfeest ........... (luiden t.t.) het begin van het schooljaar in.

1. het schoolfeest = het 

2. ik-vorm +t

3. ik luid +t     

4. luidt           

Het schoolfeest ........... (luiden v.t.) het begin van het schooljaar in.

Het schoolfeest ........... (luiden v.t.) het begin van het schooljaar in.

1. het schoolfeest = het 

2. ik-vorm +de/te

3. stam = luid   

4. in 't ex-kofschip?

5. nee - dus +de

6. luid +de

7. luidde          

Het grote huis .................... (branden v.t.) tot de grond toe af.

Het grote huis .................... (branden v.t.) tot de grond toe af.

1. het grote huis = het 

2. ik-vorm +de/te

3. stam = brand   

4. in 't ex-kofschip?

5. nee - dus +de

6. brand +de

7. brandde          

Doel van deze les: voltooid deelwoord

Overleg in tweetallen

Ik heb de opdrachten ......... (maken).

1. gemaakt
2. gemaakd
3. gemaakdt
4. gemaken

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

We hebben gisteren worstjes _____. (braden)

Maken: les 5.8 - opdracht 4 + 5 + 6 + 8                 blz. 164

Klaar?

• Lezen leesboek
• online spelletje: https://www.spelletjesplein.nl/werkwoordspelling-spelletjes/

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Afsluiting

• Huiswerk: les 5.8 opd.  afmaken
• Volgende les: Toets spelling