Les 4 Biologische evenwicht

Biologisch evenwicht
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Biologisch evenwicht

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Korte herhaling basisstof 6.3
Uitleg basisstof 6.4
Verwerking basisstof 6.4
Quiz
Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Fotosynthese en verbranding
Planten kunnen bepaalde stoffen omzetten in andere stoffen.

Van water (uit de bodem) en koolstofdioxide (een gas uit de lucht) maakt een plant de nieuwe stoffen glucose en zuurstof.

Het proces waarbij een plant glucose en zuurstof maakt, heet fotosynthese.

Een plant kan alleen in de bladgroenkorrels aan fotosynthese doen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Piramide van aantallen
Schema dat laat zien hoeveel
individuen in elke schakel van
een voedselketen voorkomen

Slide 5 - Diapositive

Koolstofkringloop
Bij de koolstofkringloop kijk je alleen naar het atoom koolstof ==> dus de C

Tijdens fotosynthese en verbranding gaan de koolstofatomen van de ene stof over in de andere.

Dus van CO2, naar glucose, naar CO2

Slide 6 - Diapositive

Met welke letter wordt
koolstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 7 - Quiz

Brengen reducenten koolstofterug in de koolstofkringloop?
A
nee
B
ja, als koolstofdioxide
C
ja, als koolhydraten
D
ja, als glucose

Slide 8 - Quiz

Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
als koolstofdioxide
B
alleen als glucose
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten

Slide 9 - Quiz

Met welke letter wordt
stikstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 10 - Quiz

Brengen reducenten stikstofterug in de stikstofkringloop?
A
nee
B
ja, als nitraat
C
ja, als ammoniakgas
D
ja, als eiwit

Slide 11 - Quiz

Hoe wordt in de voedselketens stikstof doorgegeven in de stikstofkringloop?
A
alleen als nitraat
B
alleen als ammoniak
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten

Slide 12 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.

 
Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven. 

Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt
 beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Begrippen:

  • biotische factoren

Slide 15 - Diapositive

Begrippen:

  • abiotische factoren

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Begrippen:

  • individu

Slide 18 - Diapositive

Begrippen:

  • individu
  • populatie

Slide 19 - Diapositive

Begrippen:
  • individu
  • populatie
  • levensgemeenschap

Slide 20 - Diapositive

Begrippen:
  • levensgemeenschap
  • ecosysteem
  • populatiegrootte

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Organisatieniveaus van de ecologie

Slide 23 - Diapositive

Begrippen:
  • levensgemeenschap
  • ecosysteem
  • populatiegrootte
  • biologisch evenwicht

Slide 24 - Diapositive

Begrippen:
  • biologisch evenwicht

Slide 25 - Diapositive

Begrippen:
  • biologisch evenwicht

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Optimumkromme

Slide 28 - Diapositive

Voorbeeld van evenwicht
Een toenemend aantal konijnen (biotische factor) dan: 
  •  Vossenpopulatie groeit ook
  • Vos eet konijn, aantal konijnen neemt af
  • Niet genoeg konijnen, vossenpopulatie krimpt weer
  • enzovoorts

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag!
Paragraaf 6.4
Maak de opdrachten 1 t/m 7
Opdracht 4 hoeft niet


Slide 30 - Diapositive

Welke van de volgende stoffen is biotisch?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
glucose

Slide 31 - Quiz

Welke van de volgende stoffen is abiotisch?
A
zetmeel
B
water
C
eiwit
D
glucose

Slide 32 - Quiz

Behoren de egels op Texel tot dezelfde populatie als de egels op Vlieland?
A
nee
B
ja

Slide 33 - Quiz

Waarvan is egelpopulatie op Texel afhankelijk?
A
van het aantal regenwormen
B
van het aantal wolven
C
van het aantal zeehonden
D
van de hoeveel jacht door de mens

Slide 34 - Quiz

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Vidéo