Les 4 Spelling & grammatica Bijvoeglijk naamwoorden

Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Herhaling vorige les
  • Woordweb
  • Herhaling bijvoeglijk naamwoorden
  •  Opdrachten digitale media
  • Opdracht bijvoeglijk naamwoorden
  • Quiz
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van de les 
  • Kan je lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden benoemen
  • Kan je uitleggen hoe je een zelfstandig naamwoord en  bijvoeglijk naamwoord kunt vinden

Slide 3 - Diapositive

Waar ging de vorige les over?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 5 - Carte mentale

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.


Slide 8 - Diapositive

Bedenk zelf een lw, zelfst. nw. en bijvoeglijk nw.: bv. het dikke boek.

Slide 9 - Question ouverte

Hoe kun je een bijvoeglijk naamwoord vinden?
A
door eerst het zelfstandig naamwoord te zoeken
B
Het bijvoeglijk naamwoord is een dier, ding of persoon
C
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord
D
Het bijvoeglijk naamwoord staat voor of achter een zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Mijn oom vertelt altijd gekke verhalen
Altijd
oom
verhalen
gekke

Slide 11 - Sondage

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Oma heeft een blauwe sjaal gebreid voor haar lieve kleindochter

Slide 12 - Question ouverte

De grote vaas is omgevallen
Hij draagt gele laarzen
Jasmijn heeft een lange werkdag gehad
Mijn zusje heeft een nieuwe rode fiets gekregen
De dief heeft een dure ketting gestolen
lange
dure
grote
gele
rode
nieuwe

Slide 13 - Question de remorquage

Opdracht
Je gaat klikt op de link hieronder gaat zelfstandig de opdrachten maken.

https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-6/woordsoorten/bijvoeglijke-naamwoorden

Slide 14 - Diapositive

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Mijn oom ging naar een goede dokter.
A
oom
B
naar
C
goede
D
mijn

Slide 15 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De gevlekte koe staat in het grote weiland
A
de
B
gevlekte koe
C
staat in
D
grote weiland

Slide 16 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De vervelende behandeling vond plaats in het kleine ziekenhuis.
A
vervelende
B
behandeling
C
kleine
D
ziekenhuis

Slide 17 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Ik vind rode appels lekkerder dan groene appels
A
rode appels
B
lekkerder
C
ik vind
D
groene appels

Slide 18 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De moeder verzorgt de jonge eendjes
A
eendjes
B
moeder
C
de
D
jonge

Slide 19 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De lieve vrouw krijgt een dure ring
A
de lieve
B
krijgt
C
dure ring
D
lieve vrouw

Slide 20 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De kleine kinderen spelen met een oude voetbal
A
oude voetbal
B
oude
C
kinderen
D
kleine

Slide 21 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Madelon maakt een mooie tekening
A
mooie
B
Madelon
C
tekening
D
een

Slide 22 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De blije kinderen stampen in de plas
A
stampen
B
in de plas
C
blije
D
kinderen

Slide 23 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De lange jongen kan bijna bij de hoge lamp
A
bijna
B
lange jongen
C
kan bijna
D
hoge lamp

Slide 24 - Quiz

Afsluiting

Slide 25 - Diapositive