H4 dec 2024 Fêtes et coutumes françaises

Fêtes et coutumes françaises
Sommige feestdagen zijn hetzelfde in Nederland en Frankrijk.

Andere feestdagen zijn er alleen in Frankrijk.

Maak kennis met alle Franse feestdagen.
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Fêtes et coutumes françaises
Sommige feestdagen zijn hetzelfde in Nederland en Frankrijk.

Andere feestdagen zijn er alleen in Frankrijk.

Maak kennis met alle Franse feestdagen.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Le 1er avril
( premier avril )

Waarom roepen de Fransen 
"poisson d'avril"
op 1 april ?

Slide 3 - Diapositive

le 1er avril
Uit sommige bronnen blijkt dat de bijzondere betekenis van         1 april ontstaan is bij de Franse wijziging naar de gregoriaanse kalender, zoals opgedragen door Paus Gregorius XIII in 1582. ​

Slide 4 - Diapositive

le 1er avril  
Voor die tijd werd Nieuwjaar gevierd van 25 maart tot 1 april. Met de verandering van het kalendersysteem werd Nieuwjaar verplaatst naar 1 januari. ​

Mensen die dit vergaten of die het nieuwe kalendersysteem weigerden te aanvaarden, kregen uitnodigingen voor niet-gehouden feestjes, grappige presentjes enzovoort.​

Slide 5 - Diapositive

Le 1er  avril
Als je een grapje [blague] op 1 april maakt, roep je in het Frans :      "poisson d'avril", al sinds de 16de eeuw. Die dag kondigt het einde van de vastenperiode aan [ le carême]. Tijdens deze periode was het verboden om vlees te eten voor Christenen. Dan at je dus vis en dat werd vaak als presentje gegeven, echte vissen of juist "nepvissen".

Slide 6 - Diapositive

Hoe zeg jij "een grap" in het Frans ?

A
une trousse
B
une langue
C
un poisson
D
une blague

Slide 7 - Quiz

Hoe zeg jij "grappig" in het Frans ?
A
paresseux
B
rigolo
C
marrant
D
drôle

Slide 8 - Quiz

On fait des blagues le :
A
1er mars
B
1er mai
C
1er avril
D
1er juin

Slide 9 - Quiz

Wat roep jij in het Frans als jij op 1 april een grapje maakt ?
A
poisson d'avril
B
poison d'avril
C
poison de mai
D
poisson de mars

Slide 10 - Quiz

Pâques

Slide 11 - Diapositive

A Pâques, on mange :
A
des bananes
B
des oranges
C
du chocolat
D
des oeufs

Slide 12 - Quiz

A Pâques, les écoliers français ont des vacances pendant :
A
2 semaines
B
1 semaine
C
3 jours
D
3 semaines

Slide 13 - Quiz

A Pâques, quel animal apporte les oeufs selon la légende ?
A
un cheval
B
un lapin
C
un cochon
D
une poule

Slide 14 - Quiz

Le 1er mai 
Ce jour, c'est la fête du travail.

Iedereen die een baan heeft 
is dan vrij op die dag.

Slide 15 - Diapositive

Welke bloemen geeft men cadeau
op 1 mai ?
A
des roses
B
du muguet
C
des tulipes
D
des hortensias

Slide 16 - Quiz

Hoe zeg jij "de lente" in het Frans
A
l'automne
B
l'hiver
C
le printemps
D
l'été

Slide 17 - Quiz

Waar wordt "la Fête du travail" niet gevierd ?
A
en Allemagne
B
en France
C
aux Pays-Bas
D
en Belgique

Slide 18 - Quiz

Le 14 juillet

Slide 19 - Diapositive

Wat wordt gevierd op 14 juli in Frankrijk ?
A
la fête du travail
B
la Fête Nationale
C
Noël
D
le Nouvel An

Slide 20 - Quiz

Le 14 juillet 1789
C'est le début de la Révolution française...
Avec la prise de la Bastille [ toen een gevangenis in Parijs]
Sindsdien wordt er op 14 juli de Franse Revolutie gevierd.

Slide 21 - Diapositive

Hoe heette de koning tijdens de Franse Revolutie ?
A
Louis XI
B
Louis XVI
C
Louis XIV
D
Louis XV

Slide 22 - Quiz

Hoe heette de koningin tijdens de Franse Revolutie ?
A
Marie-Thérèse
B
Marie-Claude
C
Marie-Pierre
D
Marie-Antoinette

Slide 23 - Quiz

Op welke beroemde avenue in Parijs wordt er een grote defilé georganiseerd ?
A
Avenue de Paris
B
Avenue St Honoré
C
les Champs Elysées
D
Avenue Montmartre

Slide 24 - Quiz

La Toussaint - Allerheiligen
le 1er novembre

le 8 mai - fin de la guerre 
Chandeleur- Maria Lichtmis
Mardi Gras - vastenavond
Pentecôte - Pinksteren

Slide 25 - Diapositive

Noël : le 25 décembre

Slide 26 - Diapositive

5

Slide 27 - Vidéo

Derrière chaque fenêtre, il y a une surprise : un chocolat ou un.....
A
un bonbon
B
un chapeau
C
un gâteau
D
jouet

Slide 28 - Quiz

Les enfants écrivent aussi
une ..... au Père Noël
A
livre
B
agenda
C
lettre
D
interrogation

Slide 29 - Quiz

Hoe heet een kerstboom in het Frans ?
A
un cadeau de Noël
B
un gâteau de Noël
C
un sapin de Noël
D
un copain de Noël

Slide 30 - Quiz

on décore le sapin avec des guirlandes,
des........ et une étoile
A
bougies
B
boules
C
bonbons
D
chocolats

Slide 31 - Quiz

on peut aussi accrocher des
A
chaussettes
B
chaussures
C
chaussons
D
socquettes

Slide 32 - Quiz

Le Réveillon du Nouvel An

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Comment s'appelle le monument
sur les Champs Elysées ?
A
la Tour Eifel
B
Notre Dame
C
l'Arc de Triomphe
D
le Sacré coeur

Slide 35 - Quiz

Qui a gagné ?
.....

Slide 36 - Diapositive