Fêtes et coutumes françaises

Le 1er avril
Waarom roepen de Fransen 
"poisson d'avril"
op 1 april ?
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Le 1er avril
Waarom roepen de Fransen 
"poisson d'avril"
op 1 april ?

Slide 1 - Diapositive

le 1er avril
Uit sommige bronnen blijkt dat de bijzondere betekenis van         1 april ontstaan is bij de Franse wijziging naar de gregoriaanse kalender, zoals opgedragen door Paus Gregorius XIII in 1582. ​

Slide 2 - Diapositive

le 1er avril  
Voor die tijd werd Nieuwjaar gevierd van 25 maart tot 1 april. Met de verandering van het kalendersysteem werd Nieuwjaar verplaatst naar 1 januari. ​

Mensen die dit vergaten of die het nieuwe kalendersysteem weigerden te aanvaarden, kregen uitnodigingen voor niet-gehouden feestjes, grappige presentjes enzovoort.​

Slide 3 - Diapositive

Le 1er  avril
Als je een grapje [farce] op 1 april maakt, roep je in het Frans :      "poisson d'avril", al sinds de 16de eeuw. Die dag kondigt het einde van de vastenperiode aan [ le carême]. Tijdens deze periode was het verboden om vlees te eten voor Christenen. Dan at je dus vis en dat werd vaak als presentje gegeven, echte vissen of juist "nepvissen".

Slide 4 - Diapositive

Hoe zeg jij "een grap" in het Frans ?

A
une crêpe
B
rigolo
C
une farce
D
un poisson

Slide 5 - Quiz

Hoe zeg jij "grappig" in het Frans ?
A
amoureux
B
rigolo
C
sérieux
D
drôle

Slide 6 - Quiz

On fait des farces le : (= we maken grappen op:)
A
1er mars
B
1er mai
C
1er avril
D
1er juin

Slide 7 - Quiz

Wat roep jij in het Frans als jij een grapje maakt ?
A
poisson d'avril
B
poison d'avril
C
poison de mai
D
poisson de mars

Slide 8 - Quiz

Pâques

Slide 9 - Diapositive

A Pâques on mange :
A
des bananes
B
des oranges
C
du chocolat
D
des oeufs

Slide 10 - Quiz

A Pâques les écoliers (= scholieren) français ont des vacances :
A
2 semaines
B
1 semaine
C
3 jours
D
3 semaines

Slide 11 - Quiz

Le 1er mai 
Ce jour, c'est la fête du travail (=dag van de arbeid)
Iedereen die normaal werkt heeft dan vrij.
Ga naar de volgende slide en kijk het filmpje. Daarna volgen 4 vragen over het filmpje.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Welke bloemen geeft men cadeau
op 1 mai ?
A
des roses
B
du muguet
C
des tulipes
D
des hortensias

Slide 14 - Quiz

Hoe zeg jij "de lente" in het Frans
A
l'automne
B
l'hiver
C
le printemps
D
l'été

Slide 15 - Quiz

Offrir du muguet est une tradition
porte-bonheur :
A
gauloise
B
romaine
C
occitane
D
celte

Slide 16 - Quiz

Waar wordt "la Fête du travail" niet gevierd ?
A
en Allemagne
B
en France
C
aux Pays-Bas
D
en Belgique

Slide 17 - Quiz

Le 14 juillet

Slide 18 - Diapositive

Wat wordt gevierd op 14 juli in Frankrijk ?
A
la fête du travail
B
la Fête Nationale
C
Noël
D
le Nouvel An

Slide 19 - Quiz

Le 14 juillet 1789
C'est le début (= het begin) de la Révolution française... Avec la prise de la Bastille (= de bestorming van de Bastille),toen een gevangenis in Parijs. Sindsdien wordt op 14 juli de Franse Revolutie gevierd.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Hoe heette de koning tijdens de Franse Revolutie ?
A
Louis XI
B
Louis XVI
C
Louis XIV
D
Louis XV

Slide 22 - Quiz

Hoe heette de koningin tijdens de Franse Revolutie ?
A
Marie-Thérèse
B
Marie-Claude
C
Marie-Pierre
D
Marie-Antoinette

Slide 23 - Quiz

Op welke beroemde avenue in Parijs wordt er een grote defilé georganiseerd ?
A
Avenue de Paris
B
Avenue St Honoré
C
les Champs Elysées
D
Avenue Montmartre

Slide 24 - Quiz

La Toussaint
Pourquoi des chrysanthèmes à la Toussaint ?

Slide 25 - Diapositive

La Saint Nicolas : le 6 décembre
Dans le Nord et l'Est de la France

Slide 26 - Diapositive

Noël : le 25 décembre

Slide 27 - Diapositive

Le Réveillon du Nouvel An

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo