Spelling V5

Spelling havo 5
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spelling havo 5

Slide 1 - Diapositive

We doen startopdracht 1 en  2 p. 377 - 378 samen

Slide 2 - Diapositive

Kies de juiste spelling
A
Linker voorband
B
linkervoorband

Slide 3 - Quiz

Uitleg
linker en rechter schrijf je bij onderdelen van voertuigen aan het woord vast.

Slide 4 - Diapositive

Kies de juiste spelling
A
zuurstof doorlatend
B
zuurstofdoorlatend

Slide 5 - Quiz

Uitleg
zuurstofdoorlatend: samengestelde bijvoeglijke naamwoorden schrijf je aaneen.

Slide 6 - Diapositive

Wat is de juiste spelling
A
er tegen aan
B
er tegenaan
C
ertegenaan
D
ertegen aan

Slide 7 - Quiz

Uitleg
ertegenaan: voornaamwoordelijke bijwoorden schrijf je aaneen.

Slide 8 - Diapositive

Hoe spel je de volgende woorden (meerdere antwoorden goed)
A
Spinnenweb
B
Spinnenwiel
C
Spinneweb
D
Spinnewiel

Slide 9 - Quiz

Waarom spel je spinnenweb met N en spinnenwiel zonder N?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de juiste spelling?
A
Dorpsstraat
B
Dorpstraat

Slide 11 - Quiz

Waarom schrijf je roggebrood zonder tussen -n?

Slide 12 - Question ouverte

Tenslotte
Ten slotte
Uiteindelijk
Aan het einde

Slide 13 - Question de remorquage

Welk woord zou je anders schrijven in de volgende zin: ' Door een koolhydraatarm dieet te volgen is hij in korte tijd 10 kilo afgevallen.
A
koolhydraatarm
B
10
C
afgevallen

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste spelling
A
Geboortegolf
B
Geboortengolf

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste spelling
A
Komijnkaas
B
Komijnekaas
C
Komijnenkaas

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste spelling
A
Gezinsituatie
B
Gezinssituatie

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste spelling
A
Onze Lieve Vrouwe Basiliek
B
Onze Lievevrouwebasilliek
C
Onzelievevrouwebasiliek
D
Onze lieve Vrouwebasiliek.

Slide 18 - Quiz

Welke vormen zijn fout gespeld?
A
KPN
B
dhr.
C
w.c.
D
VWO

Slide 19 - Quiz

Welke woorden? zijn fout gespeld?
A
Enquete
B
Elektricien
C
Abonné
D
gene

Slide 20 - Quiz

Welke woorden zijn fout gespeld?
A
zestig
B
8
C
vier miljoen
D
1,8 miljard

Slide 21 - Quiz

Welke woorden zijn fout gespeld?
A
éénpansgerecht
B
een van de beste renners
C
een en ander
D
eenzelvig

Slide 22 - Quiz

Samenstellingen (p. 402)
Basis:
1. Je schrijft samenstellingen zo veel mogelijk aan elkaar. Alleen een streepje als samenstelling moeilijk te lezen is: video-installatie, auto-ongeluk.
2. Schrijf op wat je hoort.
Samenstellingen met tussen –n
3. –en schrijf je als het eerste gedeelte een zelfstandig naamwoord is dat een meervoud heeft op –en: pannenkoek, paardenbloem.
4.Uitzondering: een toonloze –e zoals bij invalide, dan schrijf je ook –en: invaliden

Slide 23 - Diapositive

Uitzonderingen
Samenstellingen zonder tussen –n
5. Het eerste deel heeft geen meervoud: tarwebrood
6. Het eerste deel heeft alleen een meervoud op –s: aspergeteler, scorekaart.
7. Het eerste deel heeft zowel een meervoud –op –n als op –s: groenteman, gedachtewisseling.
8. Het eerste deel is een werkwoord: huilebalk, knorrepot.
9. Het is een versteende uitdrukking: bullebak, ruggespraak.
10. Er is er maar één van: maneschijn, zonnebril
Samenstellingen met tussen –s
11 Als je de s hoort, schrijf je hem. Kun je de –s niet horen, vervang het tweede deel door een ander woord: stadsmuur  stadscentrum

Slide 24 - Diapositive