Gesprekken voeren - wk 36

Gesprekken voeren
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Gesprekken voeren

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat vond je van dit gesprek?

Slide 3 - Question ouverte

Gesprekken
Aan het einde van deze les
- weet je het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie is;
- weet je wat formele en informele taal is;
- weet je dat er verschillende soorten gesprekken bestaan;
- kan je een gesprek beoordelen.


Slide 4 - Diapositive

Waaraan denk jij als je denkt aan een zakelijk gesprek ?

Slide 5 - Carte mentale

Wat is verbale
communicatie?

Slide 6 - Carte mentale

Wat is non-verbale
communicatie

Slide 7 - Carte mentale

Communiceren
Verbale communicatie
  • Wat je zegt, de boodschap
Non-verbale communicatie
  • Spreekhouding 
  • Oogcontact 
  • Stemgebruik 
  • Mimiek 
  • Lichaamshouding
  • Intonatie
Non-verbaal is vijf keer krachtiger dan verbaal.

Slide 8 - Diapositive

0

Slide 9 - Vidéo

Waaraan merk je allemaal dat Louis van Gaal geïrriteerd is?

Slide 10 - Question ouverte

Goed gesprek = luisteren
Luisteren 
Samenvatten  
Doorvragen

LSD

Met de LSD-methode maak je een gesprek over een complex onderwerp duidelijker voor beide partijen.

Slide 11 - Diapositive

Welke soorten gesprekken ken je?

Slide 12 - Question ouverte

Opdracht 

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 

Slide 14 - Diapositive

Wat hebben jullie genoteerd?

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Voor de groep?
Voorbeeld
Wie wil?

Slide 17 - Diapositive





Wat ging goed?




Wat ging niet goed?

Slide 18 - Diapositive

Situaties
Bespreek de situaties van de volgende dia met je buurman.
  • Hoe zou jij reageren in zo'n situatie?

Slide 19 - Diapositive

a Je wordt op je stageadres voorgesteld aan je collega’s.
b Op een familiefeest ontmoet je een tante die je nog nooit hebt gezien.
c Je hebt op school overleg met een docent.
d In het weekend kom je je stagebegeleider tegen in de pizzeria.
e Een klant vraagt aan jou waar ze een grondboor kan vinden.
f Je luncht samen met een oudere collega in de kantine.
g De buurman brengt een pakketje dat bij hem is afgegeven.
h Meneer Hinrichs maakt een afspraak met jou om zijn haar te laten knippen.
i Je meldt je bij de balie voor een controleafspraak bij de internist.
j Een bezorger komt de bestelling bij je stageadres afleveren.
k Je maakt kennis met de ouders van je vriend(in).
  1. Wanneer spreek jij iemand aan met ‘u’? 
  2.  Wanneer geef jij iemand een hand? 
  3. Wanneer gebruik jij formele taal?

Slide 20 - Diapositive

Wat hebben jullie genoteerd?

Slide 21 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Maak 

Slide 22 - Diapositive