Blok 3 - les 2 - -ig en ww TT

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

werkwoord: wieden

Hij ..... het onkruid in de tuin.

TT

1. wied
2. wiedt
3. wieden

lesdoel

Ik oefen de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven.

Wat zijn de regels? Tegenwoordige tijd

 Persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt):

ik of jij (je) erachter	ik-vorm (meestal stam = -en van hele werkwoord)	ik word vind jij (je) ik loop
de ander : jij/hij/zij/het	ik-vorm + t	jij word t zij vind t hij loop t
meer: wij/zij/jullie/de mensen	hele werkwoord	wij vinden, jullie worden, de mannen lopen

TT

In welke vorm staat het onderstreepte werkwoord?

Vind jij dat goed?

1. ik-vorm
2. hij-vorm (de ander)
3. wij-vorm (meer)

In welke vorm staat het onderstreepte werkwoord?

Jij redt het meisje uit de sloot.

1. ik-vorm
2. hij-vorm (de ander)
3. wij-vorm (meer)

In welke vorm staat het onderstreepte werkwoord?

De varkens voeden hun biggen.

1. ik-vorm
2. hij-vorm (de ander)
3. wij-vorm (meer)

Wat is de ik-vorm van het werkwoord

glijden

TT

Wat is de hij-vorm (de ander) van het werkwoord

glijden

TT

werkwoord: worden

Het .... mooi weer.

TT

werkwoord: bereiden

Moeder ... het eten.

TT

werkwoord: bereiden

...... jij het eten?

TT

werkwoord: bloeden

Ik .... uit mijn neus.

TT

werkwoord: bevinden

Jan .... zich in de schuur.

TT

werkwoord: belanden

De vliegers ....... in de wei.

TT

maak een zin met het werkwoord: snijden.

Hij ......................................

spelling

Blok 3 - les 2

Bladzijde 50

Maak alle opgaven!!!!!

leerkracht.juniorcloud.nl