H. Grammaire: la question

où betekent...
A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom
1 / 30
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

où betekent...
A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom

Slide 1 - Quiz

H. la question

Slide 2 - Diapositive

la question
2 types de questions?




Slide 3 - Diapositive

la question
2 types de questions

1) open vragen (ja/nee-vragen)
2) vraagwoordvragen (wie- wat - waarom - ...)

Slide 4 - Diapositive

1. vragen zonder vraagwoord
ja - nee vragen

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

2. een vraag met vraagwoord

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

pourquoi
A
wie
B
waarom
C
waar
D
wanneer

Slide 9 - Quiz

quand
A
waar
B
wanneer
C
wie
D
wat

Slide 10 - Quiz

qui
A
wie
B
wat
C
hoeveel
D
waar

Slide 11 - Quiz

Ik kan in het Frans een vraag formuleren
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage

combien
A
wanneer
B
waarom
C
hoeveel
D
waar

Slide 13 - Quiz

Ik ken de vertaling van de vraagwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Hier ga je oefenen met de betekenis van de vraagwoorden
Je hebt 20 seconden voor elke slide
Er komen 5 vragen meerkeuzevragen
Er komen 3 open vragen

Slide 15 - Diapositive

qui
A
wie
B
wat
C
waar
D
wanneer

Slide 16 - Quiz

comment
A
wanneer
B
waarom
C
hoe
D
wat

Slide 17 - Quiz

pourquoi
A
wat
B
wanneer
C
waarom
D
hoe

Slide 18 - Quiz

quand
A
wat
B
wanneer
C
waar
D
hoe

Slide 19 - Quiz

combien
A
hoe
B
hoeveel
C
waar
D
wanneer

Slide 20 - Quiz

vertaal: waar

Slide 21 - Question ouverte

vertaal: wanneer

Slide 22 - Question ouverte

Hier ga je oefenen met de woordvolgorde in de vraagzin
Je krijgt 5 open vragen
Let op het gebruik van hoofdletters en leestekens!
Begin de zin met een hoofdletter en eindig met een vraagteken.

Slide 23 - Diapositive

la télé / vous / est-ce que / regardez

Slide 24 - Question ouverte

il / le sport / aime / est-ce que

Slide 25 - Question ouverte

mangé / tu / pourquoi / le biscuit / as / est-ce que

Slide 26 - Question ouverte

habitent - ils - où

Slide 27 - Question ouverte

que / elle / acheté / est-ce que / a

Slide 28 - Question ouverte

Ik weet hoe ik een open vraag kan maken in het Frans
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Ik weet hoe ik een gesloten vraag (met een vraagwoord) kan maken in het Frans
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage