T3 herhaling zinsontleden en HZ BZ

Leerdoelen grammatica 
  • samengestelde zinnen maken
  • hoofd- en bijzinnen gebruiken
  • zinsdelen benoemen
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen grammatica 
  • samengestelde zinnen maken
  • hoofd- en bijzinnen gebruiken
  • zinsdelen benoemen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een persoonsvorm?

Slide 2 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

samengestelde zin..

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

SAMENGESTELDE ZIN
een samengestelde zin bestaat uit twee of meer enkelvoudige zinnen
Elke ochtend sta ik vroeg op, want de krant ligt op de mat
elke ochtend sta ik vroeg op
de krant ligt op de mat

Een samengestelde zin heeft dus twee of meer persoonsvormen.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HOOFDZIN EN BIJZIN
In een samengestelde zin staat altijd een hoofdzin+hoofdzin / hoofdzin+bijzin / bijzin+hoofdzin / hoofdzin + hoofdzin + bijzin / hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin

Een hoofdzin ziet er net zo uit als een enkelvoudige zin:
- het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar

In de bijzin verandert de volgorde
- het onderwerp en de persoonsvorm staan uit elkaar ( of je kunt ze uit elkaar halen )

De poes heeft honger  (HZ) , omdat de kater van de buren haar bakje heeft leeggegeten  (BZ)

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 6 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 7 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Nina leest een boek en Cato is aan het koken.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nina leest een boek en Cato is aan het koken.
Voegwoord =

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
voegwoord=

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
voegwoord=

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, bijzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
voegwoord=

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1. De leerlingen van de RSG hebben dit jaar online onderwijs gehad.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1. De leerlingen van de RSG hebben dit jaar online onderwijs gehad.
Wat is het onderwerp?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1. De leerlingen van de RSG hebben dit jaar online onderwijs gehad.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1. De leerlingen van de RSG hebben dit jaar online onderwijs gehad.
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1. De leerlingen van de RSG hebben dit jaar online onderwijs gehad.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1. De leerlingen van de RSG hebben dit jaar online onderwijs gehad.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1. De leerlingen van de RSG hebben dit jaar online onderwijs gehad. 
pv: hebben
ond: de leerlingen van de RSG
wwg: hebben gehad
lv: online onderwijs
mv: x
bwb: dit jaar

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4. De volgende dag deelde de docent ons de resultaten van de toets mee.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4. De volgende dag deelde de docent ons de resultaten van de toets mee.
Wat is het onderwerp?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4. De volgende dag deelde de docent ons de resultaten van de toets mee.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4. De volgende dag deelde de docent ons de resultaten van de toets mee.
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4. De volgende dag deelde de docent ons de resultaten van de toets mee.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4. De volgende dag deelde de docent ons de resultaten van de toets mee.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4. De volgende dag deelde de docent ons de resultaten van de toets mee.  
pv: deelde
ond: de docent
wwg: deelde mee
lv: de resultaten van de toets
mv: ons
bwb: de volgende dag

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



Als je het niet snapt of nog veel fouten maakt, dan moet je extra oefenen. 
WAAR?
www.cambiumned.nl

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik begrijp het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions