H3 lezen - verbanden en signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 3 - Lezen

Verbanden en signaalwoorden

Lesdoel

Doel

Tekstverbanden opsomming en tegenstelling in een tekst kunt herkennen aan de hand van signaalwoorden.

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Signaalwoorden

Aan een signaalwoord zie je met welk tekstverband je te maken hebt.

In dit hoofdstuk:

- Tegenstelling

- Opsomming

VOORBEELD OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

• ten eerste, ten tweede, ten slotte
• om te beginnen
• ook (nog)
• verder
• en
• dubbele punt (:)
• liggende streepje (-)
• getallen (1, 2, 3)

 VOORBEELD TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

• tegenover
• maar
• hoewel
• echter
• toch
• aan de ene kant ... aan de andere kant

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

We gaan op vakantie naar België, Frankrijk en Spanje.

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik houd niet van spruitjes, maar ik eet ze toch op.

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik lust wel appeltaart. Echter, er moeten geen rozijnen in zitten.

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Voor een appeltaart heb je nodig: bloem, boter, suiker en appels