Lezen Entree

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Nederlands - lezen

Starttaal 2F

Nederlands - lezen

Raadgedicht

Nederlands - lezen

Starttaal 2F Opbouw:

H1 - Lezen  (CE)

H2- Luisteren (CE)

H3 - Schrijven (IE)

H4 - Spreken (IE)

H5 - Gesprekken voeren (IE)

Stappenplan intensief lezen

1. Lees de tekst verkennend
2. Lees de tekst globaal
3. Lees de tekst nauwkeurig
4. Bepaal de hoofdgedachte

Stappenplan intensief lezen

Lees de tekst verkennend:
- Bekijk de titel en ondertitel, de tussenkopjes, de bron en eventuele afbeeldingen
- Bepaal de tekstsoort en het onderwerp
- Voorspel waar de tekst over gaat.

Tekstsoort

Stappenplan intensief lezen

2. Lees de tekst globaal:
- Bedenk wat je al weet over het onderwerp
- Lees de inleiding en de eerste en laatste zin van elke alinea
- Bepaal het tekstdoel
- Bedenk waar de tekst in grote lijnen over gaat

Tekstdoel

Stappenplan intensief lezen

3.  Lees de tekst intensief:
- Lees de tekst nauwkeurig en let daarbij op:
- de aanwijzingen in de inleiding
- de verbanden tussen de verschillende tekstdelen

- de betekenis van woorden die je niet begrijpt

Tekstverbanden

Tekstsoorten

Doel

Tekstverbanden opsomming en tegenstelling in een tekst kunt herkennen aan de hand van signaalwoorden.

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Signaalwoorden

Aan een signaalwoord zie je met welk tekstverband je te maken hebt.

In dit hoofdstuk:

- Tegenstelling

- Opsomming

VOORBEELD OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

• ten eerste, ten tweede, ten slotte
• om te beginnen
• ook (nog)
• verder
• en
• dubbele punt (:)
• liggende streepje (-)
• getallen (1, 2, 3)

 VOORBEELD TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

• tegenover
• maar
• hoewel
• echter
• toch
• aan de ene kant ... aan de andere kant

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

We gaan op vakantie naar België, Frankrijk en Spanje.

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik houd niet van spruitjes, maar ik eet ze toch op.

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik lust wel appeltaart. Echter, er moeten geen rozijnen in zitten.

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Voor een appeltaart heb je nodig: bloem, boter, suiker en appels