Les 12 Het personage

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Les 12

 Het personage

Herhaling les 10

De samengestelde zin even kort herhalen.

Je vermaakt je met je favoriete tv-vriendjes in deze app.

1. Enkelvoudige zin
2. Samengestelde zin

Daarna hoef je niets te doen, want je lidmaatschap wordt automatisch verlengd.

1. Enkelvoudige zin
2. Samengestelde zin

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin?

1. Enkelvoudige zin: twee of meer persoonsvormen
2. Samengestelde zin: één persoonsvorm
3. Enkelvoudige zin: één persoonsvorm. Samengestelde zin: twee of meer persoonsvormen.

De voegwoorden en/of/maar/want/dus en een komma geven aan dat het gaat om een samengestelde zin met nevenschikking.

1. Juist
2. Fout

Als je het voegwoord of de komma weglaat, krijg je twee mooie enkelvoudige zinnen.

1. Juist
2. Fout

De voegwoorden als/dat/omdat/terwijl ... en een die/dat ... geven aan dat het gaat om een samengestelde zin met onderschikking.

1. Juist
2. Fout

Dat komt omdat de verschillen gigantisch zijn.

1. Enkelvoudige zin
2. Samengestelde zin met onderschikking
3. Samengestelde zin met nevenschikking

Is onze taal ook objectief mogelijk voor iedereen?

1. Enkelvoudige zin
2. Samengestelde zin met onderschikking
3. Samengestelde zin met nevenschikking

De regels voor 'er' zijn lastig, want die regels zijn talrijk.

1. Enkelvoudige zin
2. Samengestelde zin met onderschikking
3. Samengestelde zin met nevenschikking

Les 12 Het personage

Het personage p. 139

Het personage

Oefening 1 op p. 139

Lees de tekst en beantwoord de vragen op p. 140.

Waarom denkt Kersting dat hij weinig hoofdrollen krijgt?

1. Regisseurs vinden hem niet goed genoeg.
2. Regisseurs vinden hem te heftig en hij heeft niet de juiste kop.

Het personage

Oefening 1 op p. 139

Vraag a

- Regisseurs vinden hem te heftig en hij heeft niet de juiste kop.

Vindt hij dat erg?

1. Ja, zo mist hij veel kansen.
2. Nee, hij kan veel bijdragen zonder de echte verantwoordelijkheid te hebben.

Het personage

Oefening 1 op p. 139

Vraag a

- Nee, hij kan veel bijdragen zonder de echte verantwoordelijkheid te hebben.

Wat is de betekenis van TYPECASTING? Leid het af uit de tekst.

1. Een acteur is zo slecht in het spelen van een bepaalde rol dat hij nooit gevraagd wordt om die rol te spelen.
2. Een acteur is vergroeid met een type rol en hij wordt steeds voor diezelfde rol gevraagd.

Het personage

Oefening 1 op p. 139

Vraag a

- Een acteur raakt zo vergroeid met een type rol (held, slechterik, dommerik ...) dat hij steeds voor diezelfde rol wordt gevraagd.

Typecasting (p. 140)

• Typecasting = acteur/actrice is zo vergroeid geraakt met een type rol dat hij/zij steeds in die rol wordt gecast

--> Bv. held, antiheld, slechterik, dommerik ...

Het personage

Oefening 3 op p. 141-142

Luister naar de tekst en beantwoord de vragen op p. 142.

Wat weet je allemaal over Madison (Mo)?

- Geslacht
- Leeftijd
- Familiesamenstelling
- Twee karaktertrekken

Het personage

Oefening 3 op p. 141-142

Vraag d

- Geslacht = vrouw

- Leeftijd = vijftien

- Familiesamenstelling = een geadopteerde zus (Lauren), een moeder, een schoonbroer

- Twee karaktertrekken = niet erg sociaal, denkt veel na

Hoe staat Madison tegenover Jam?

1. Jam is haar lief.
2. Jam is haar schoonbroer en ziet hem als haar jonge broer.
3. Jam is haar schoonbroer en ziet hem als haar grote broer.

Het personage

Oefening 3 op p. 141-142

Vraag e

- Jam is haar schoonbroer en ziet hem als haar grote broer.

Waarom heeft Madison het moeilijk met de komst van de baby?

1. Ze houdt niet van baby's.
2. Ze is jaloers, want ze is bang dat de baby de relatie met haar zus en schoonbroer gaat veranderen.

Het personage

Oefening 3 op p. 141-142

Vraag f

- Ze is jaloers, want ze is bang dat de baby de bijzondere relatie met haar zus en schoonbroer zal veranderen.

Op welke manier krijg je informatie over de personages?

1. De personages stellen zichzelf voor.
2. Het hoofdpersonage vertelt over het innerlijk en het uiterlijk van zichzelf en de andere personages. De lezer leidt de informatie zelf af door de situaties in het verhaal.

Het personage

Oefening 3 op p. 141-142

Vraag g

- De personages stellen zichzelf voor. = NEE

- Het hoofdpersonage vertelt over het innerlijk en het uiterlijk van zichzelf en de andere personages. = JA

- De lezer leidt de informatie zelf af door de situaties in het verhaal. = JA

Personage (p. 143)

• Schrijver/auteur geeft veel informatie over de personages in een verhaal

• Kan gaan om: 

--> Innerlijke en uiterlijke kenmerken

--> Identiteit

--> Verhouding tot anderen

==> Je krijgt deze informatie via de personages of de verteller

Personage (p. 143)

• Schrijver geeft een antwoord op de volgende vragen: 

- Wat voor iemand is het personage?

- Wat doet het personage?

- Wat zegt, denkt of voelt het personage?

- Wat zeggen de andere personages over hem/haar? 

- Wat zegt een (externe) verteller over het personage?

Het personage

Oefening 5 op p. 144-146

Luister naar de tekst en beantwoord vraag d op p. 146.

Zal aanleiding zijn tot de crisis in het verhaal, tegenstander van het hoofdpersonage.

Bevolkt de achtergrond en is niet echt belangrijk voor de verhaallijn.

Is de helper van de hoofdpersoon.

Sam

Finto

Finto's moeder

Het personage

Oefening 5 op p. 144-146

Vraag d p. 146

- Sam = Is de helper van de hoofdpersoon.

- Finto = Zal aanleiding zijn tot de crisis in het verhaal, tegenstander van het hoofdpersonage.

- Finto's moeder = Bevolkt de achtergrond en is niet echt belangrijk voor de verhaallijn.

Rolverdeling (p. 146)

• Rolverdeling = in een verhaal is een duidelijke rolverdeling aanwezig

- Protagonist = wordt voor een probleem geplaatst dat hij/zij moet oplossen

                             = belangrijkste figuur/hoofdpersonage

                             = verhaal draait rond dit personage

- Antagonist = tegenspeler: maakt het de protagonist moeilijk/onmogelijk om doel te bereiken

                            = belangrijke invloed op protagonist 

Rolverdeling (p. 146)

- Nevenfiguren = kunnen verschillende rollen spelen

                                 = helpers/tegenstanders van protagonist

                                 = je komt minder over hen te weten

                                 = een of twee duidelijke karaktertrekken

                                 = reageren vaak op dezelfde manier

- Figuranten = blijven op de achtergrond

                           = niet belangrijk voor het verhaal

Vol en vlak karakter (p. 148)

• Vol karakter = personages lijken echte mensen met verschillende karaktertrekken

                                 = maken een evolutie door 

                                 ==> Bv. Personages in boeken waar het om personen gaat

• Vlak karakter = personages zijn stereotiep = vast en onveranderlijk 

                                   = opvallende eigenschap + reageren op dezelfde manier

                                   ==> Bv. Stripfiguren, personages in reclamespots of in een                                                                                          komedie

Held en antiheld (p. 148)

• Held = traditioneel hoofdpersonage van het verhaal

                  = heeft goede eigenschappen

                  --> streeft nobel doel na, bestrijdt het kwade

                  --> dapper, sterk, knap en slim

• Antiheld = mist de kwaliteiten of heeft tegenovergestelde eigenschappen

                     --> egoïsme, luiheid

                     ==> Kan ook sympathie winnen bij lezers omwille van gebreken

Het personage

Oefening 7 op p. 148-149

Luister naar het fragment en beantwoord vraag g op p. 149.

Zijn de hoofdpersonages volle of vlakke karakters?

1. Vol
2. Vlak

Waarom zijn het volle karakters?

1. Ze blijven doorheen het verhaal hetzelfde.
2. Ze maken een evolutie door en veranderen.

Het personage

Oefening 7 op p. 148-149

Vraag g op p. 149

- Vol karakter

- Ze wilden eerst een winkel overvallen, maar door de gebeurtenissen in de auto bedenken ze zich. Ze maken een evolutie door.

Oefeningen

Oefeningen op Pelckmans Portaal

- Les 10 De samengestelde zin

- Les 12 Het personage