t3_Stadtbesuch_Tipps

HERZLICH WILLKOMMEN!
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

HERZLICH WILLKOMMEN!

Slide 1 - Diapositive

Inhalt der Präsentation
  1. Lernziele dieser Präsentation
  2. Stadtbesuch? Tipps geben!
      - Taalmiddelen müssen, können, wollen


Slide 2 - Diapositive

1. Lernziele dieser Präsentation
Am Ende dieser Präsentation kann ich ...

  • ... de werkwoorden müssen, können, wollen gebruiken in het script van mijn Werbefilm. 



Slide 3 - Diapositive

2. Stadtbesuch? Tipps geben!
Werbefilm (PTA):
  • In je vlog geef je bezoekers tips voor een bezoek aan Utrecht / Vleuten. Wat moeten bezoekers unbedingt doen - zien - ervaren?
  • Je moet enthousiasme uitstralen! Sommige dingen moeten (müssen) bezoekers echt doen, andere dingen kunnen (können) bezoekers misschien gaan doen en sommige activiteiten zou je zelf ook wel willen (wollen) doen.  
  • Belangrijke werkwoorden: müssen - können - wollen!

Slide 4 - Diapositive

wollen 
müssen
können
kunnen
willen
moeten

Slide 5 - Question de remorquage

2. Stadtbesuch? Tipps geben!
Werbefilm (PTA):
  • In je vlog geef je bezoekers tips voor een bezoek aan Utrecht / Vleuten. Wat moeten bezoekers unbedingt doen - zien - ervaren?
  • Je moet enthousiasme uitstralen! Sommige dingen moeten (müssen) bezoekers echt doen, andere dingen kunnen (können) bezoekers misschien gaan doen en sommige activiteiten zou je zelf ook wel willen (wollen) doen.  
  • Belangrijke werkwoorden: müssen - können - wollen!

Slide 6 - Diapositive

2. Stadtbesuch? Tipps geben!
Bijvoorbeeld:
Herzlich Willkommen in Utrecht! Wir werden Ihnen heute die Stadt Utrecht zeigen! Wir werden Ihnen Tipps geben. Wir haben einige gute Ideen für einen Stadtrundgang! Sie müssen gut zuhören! Sie können zu Besuch kommen und die Stadt Utrecht entdecken. Wenn Sie wollen, können Sie Utrecht entdecken!



werkwoord 'werden'
werkwoorden 'müsen', 'können', 'wollen' 
Woorden uit de woordenlijst Kapitel 2
In dit voorbeeld worden (werk-)woorden uit Kapitel 2 gebruikt. 
Aufgabe: 
Bekijk het voorbeeld en beantwoord de vraag op de volgende slide

Slide 7 - Diapositive

Wat vind je goed aan dit begin van het Werbefilmpje?

Slide 8 - Question ouverte

Wie verwende ich diese Präsentation?
  • In deze presentatie kun je vanaf dit punt kiezen welke onderdelen je wilt oefenen. 
  • De slides met de kleur groen is basisstof. Deze opdrachten maak je in elk geval. 

  • Is het makkelijk? Dan kun je kiezen voor extra uitdaging. Deze vragen zijn rood. 
  • Tip! Kijk bij de oefeningen van de basisstof naar het onderwerp in de zin. Heb je dat gevonden? Kijk dan in het rijtje voor de juiste vorm!

Basisstof
Makkelijk? 
Extra uitdaging

Slide 9 - Diapositive

2. Het werkwoord müssen
ik moet
ich muss
jij moet
du musst
hij/zij/het moet
er/sie/es muss
wij moeten
wir müssen
jullie moeten
ihr müsst
zij moeten / U moet
sie müssen / Sie müssen
Let op!
  • müssen is een onregelmatig werkwoord.
  • Verandering van klinker in het enkelvoud bij ich, du & er/sie/es

Werbefilm 
Voor je filmpje maak je vooral gebruik van de ich-vorm (ik); wir-vorm (wij) & de Sie-vorm (u)

Slide 10 - Diapositive

Ergänze:
Wir _______ jeden Tag lernen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 11 - Quiz

Ergänze:
Sie _________ Utrecht besuchen!
A
muss
B
müssen
C
müsst

Slide 12 - Quiz

Ergänze:
Im Restaurant _________ Sie dieses Gericht probieren!
A
musst
B
müsst
C
müssen

Slide 13 - Quiz

Ergänze:
Wenn Sie in Utrecht zu Besuch kommen, dann _______ Sie bestimmt in die Stadt gehen.
A
müssen
B
muss
C
müsst
D
musst

Slide 14 - Quiz

Ergänze:
Ich ___________ Ihnen jetzt noch das Eiscafé 'Zomers' zeigen!
A
muss
B
müsst
C
müssen
D
musst

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

2. Het werkwoord können
ik kan
ich kann
jij kan
du kannst
hij/zij/het kan
er/sie/es kann
wij kunnen
wir können
jullie kunnen
ihr könnt
zij kunnen / U kan
sie können / Sie können
Let op!
  • können is een onregelmatig werkwoord.
  • Verandering van klinker in het enkelvoud bij ich, du & er/sie/es

Werbefilm 
Voor je filmpje maak je vooral gebruik van de ich-vorm (ik); wir-vorm (wij) & de Sie-vorm (u)

Slide 17 - Diapositive

Ergänze:
Wir _______ Ihnen den "Haarrijnse Plas" zeigen. Der See ist sehr schön!
A
kann
B
können
C
könnt
D
kannst

Slide 18 - Quiz

Ergänze:
Sie _________ Utrecht besuchen!
A
können
B
kannst
C
kann

Slide 19 - Quiz

Ergänze:
Im Restaurant Oniro _________ Sie herrliche Köstlichkeiten probieren!
A
können
B
kannst
C
kann

Slide 20 - Quiz

Ergänze:
Schloss "De Haar" __________ Sie jeden Tag besuchen.
A
kann
B
können
C
kannst
D
könnt

Slide 21 - Quiz

Ergänze:
Ich ___________ Ihnen jetzt noch das Eiscafé 'Zomers' zeigen!
A
können
B
kann
C
könnt

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

2. Het werkwoord wollen
ik wil
ich will
jij wilt
du willst
hij/zij/het wil
er/sie/es will
wij willen
wir wollen
jullie willen
ihr wollt
zij willen / U wil
sie wollen / Sie wollen
Let op!
  • wollen is een onregelmatig werkwoord.
  • Verandering van klinker in het enkelvoud bij ich, du & er/sie/es

Werbefilm 
Voor je filmpje maak je vooral gebruik van de ich-vorm (ik); wir-vorm (wij) & de Sie-vorm (u)

Slide 24 - Diapositive

Ergänze:
Wir _______ mit Ihnen einen Stadtrundgang machen!
A
wollen
B
willen
C
wollt
D
will

Slide 25 - Quiz

Ergänze:
___________ Sie Utrecht entdecken? Wir zeigen Ihnen diese schöne Stadt!
A
will
B
willst
C
wollt
D
wollen

Slide 26 - Quiz

Ergänze:
Wir _________ in diesem Film zeigen, wie schön Utrecht ist!
A
will
B
wollen
C
wollt

Slide 27 - Quiz

Ergänze:
Hoffentlich _______ Sie in Utrecht zu Besuch kommen!
A
will
B
wollen
C
willst
D
wollt

Slide 28 - Quiz

Ergänze:
Ich ___________ Ihnen jetzt noch das Eiscafé 'Zomers' zeigen!
A
will
B
willst
C
wollen

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Oefenen met de werkwoorden
Opdracht
  • Bij de volgende vraag ga je zelf zinnetjes maken. Deze zinnen kun je in je eigen filmpje gebruiken. 
  • Vraag je docent om lijntjespaper. 
  • Uit elke kolom kies je steeds een stukje van de zin. Schrijf zoveel mogelijk zinnen op. Varieer steeds met de werkwoordsvorm. Je mag alles meerdere keren gebruiken. 

  • Je moet dus nog het werkwoord aanpassen!
  • Lever het papier met daarop zoveel mogelijk zinnen in bij de expert. Je krijgt feedback!

Slide 31 - Diapositive

Oefenen met de werkwoorden
Een stappenplan:
  1. Kies een onderwerp: ich - wir - Sie
  2. Kies een werkwoord: müssen, können, wollen. Welke vorm hoort bij het onderwerp?
  3. Tip: als je het nog niet uit je hoofd weet, kijk dan nog eens in de rijtjes eerder in deze presentatie. 
  4. Maak de zin volledig door een onderdeel uit de kolom 'Rest van de zin' te kiezen. 
  5. Wissel hierin af. Probeer zoveel mogelijk zinnen te maken. 

Slide 32 - Diapositive

Oefenen met de werkwoorden
Onderwerp
Werkwoord
Rest van de zin
ich
wir
Sie
müssen
können
wollen
die Stadt zeigen.
ins Kino gehen.
einen Stadtrundgang machen. 
die Sehenswürdigkeit besuchen. 
im Restaurant essen. 
gut zuhören. 
gute Ideen haben. 
einen Tipp geben. 
eine Ansichtskarte nach Hause schicken. 
hier ein Selfie/ ein Foto/ ein Video machen. 
das Eis probieren. 
neue Erfahrungen machen. 

Slide 33 - Diapositive

Check der Lernziele:

Schrijf de inleiding van je filmpje in het Duits in 5 zinnen. Gebruik in minstens 3 zinnen een vorm van de werkwoorden müssen, können of wollen. Je mag zelf kiezen welk werkwoord & welke vorm je gaat gebruiken.

Slide 34 - Question ouverte