t3_k2G_Modalverben-t.t.

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Was bedeutet:
sich wohl fühlen

1. op je gemak voelen
2. je dik voelen
3. je verdrietig voelen

Was bedeutet:
der Stadtrundgang

1. de stadsmuur
2. de stadswandeling
3. het stadhuis

Was bedeutet:
gute Ideen haben

1. goede ideeën hebben
2. goede herinneringen hebben

Übersetze auf Deutsch:
de waarheid zeggen

Übersetze auf Deutsch:
de cultuur

Übersetze auf Deutsch:
op bezoek komen

Inhalt der Stunde

1. Lernziele dieser Woche
   
2. Wiederholung der vorigen Woche
3. Stadtbesuch? Tipps geben (müssen, können, wollen)!
4. Aufgaben dieser Woche

1. Lernziele dieser Woche

Am Ende dieser Woche kann ich ...

• ... Tipps für einen Besuch in Utrecht geben. 

2. Wiederholung der vorigen Woche

ik word / ik zal	ich werde
jij wordt / jij zult	du wirst
hij/zij/het wordt hij/zij/het zal	er/sie/es wird
wij worden / wij zullen	wir werden
jullie worden / jullie zullen	ihr werdet
zij worden / zij zullen u wordt / u zal	sie werden / Sie werden

Let op!

werden is een onregelmatig werkwoord.

Verandering van klinker in het enkelvoud bij du & er/sie/es

Aufgabe F.6 (Arbeitsbuch, Seite 37)

Ergänze die Sätze mithilfe der Etiketten und dem Verb 'werden'.
Satz 1 - Meine Familie und ich ...

Aufgabe F.6 (Arbeitsbuch, Seite 37)

Ergänze die Sätze mithilfe der Etiketten und dem Verb 'werden'.
Satz 2 - Du ...

Aufgabe F.6 (Arbeitsbuch, Seite 37)

Ergänze die Sätze mithilfe der Etiketten und dem Verb 'werden'.
Satz 6 - Ich ...

3. Stadtbesuch? Tipps geben!

Vlog (PTA):

• In je vlog geef je bezoekers tips voor een bezoek aan Utrecht / Vleuten. Wat moeten bezoekers unbedingt doen - zien - ervaren?
• Je moet enthousiasme uitstralen! Sommige dingen moeten (müssen) bezoekers echt doen, andere dingen kunnen (können) bezoekers misschien gaan doen en sommige activiteiten zou je zelf ook wel willen (wollen) doen.  
• Belangrijke werkwoorden: müssen - können - wollen!

wollen 

müssen

können

kunnen

willen

moeten

Ergänze:

In Utrecht ist viel los! In Tivoli Vredenburg ________ Sie tanzen oder Musik hören.

1. kann
2. könnt
3. können

Ergänze:

Sie (u-vorm) __________ unbedingt auch den Dom besuchen.

1. muss
2. musst
3. müssen

Ergänze:

Ich __________ auch gern mal den Dom besuchen.

1. woll
2. will
3. wall

Ergänze:

Am besten __________ Sie in der Jugendherberge übernachten. Die Jugendherberge ist sehr billig und sauber!

1. können
2. wollen
3. müssen

Ergänze:

Der Eissalon 'Zomers' verkauft Eis. Ich _______ jeden Tag dort Eis essen.

1. will
2. wollen
3. willst

3. Stadtbesuch? Tipps geben!

	müssen (moeten)	können (kunnen)	wollen (willen)
ik	ich muss	ich kann	ich will
jij	du musst	du kannst	du willst
hij/ zij/ het	er/sie/es muss	er/sie/es kann	er/sie/es will
wij	wir müssen	wir können	wir wollen
jullie	ihr müsst	ihr könnt	ihr wollt
zij / u	sie müssen / Sie müssen	sie können / Sie können	sie wollen / Sie wollen

3. Stadtbesuch? Tipps geben!

Aufgabe

• Maak de opdrachten 5, 6 & 7, die je op papier uitgedeeld krijgt. 
• Laat de opdrachten nakijken. Heb je 75% goed (11 of meer vragen)? Dan kun je verder met onderdeel G uit Kapitel 2. Minder dan 75% (10 of minder vragen) goed? Volgende les nog extra oefenen.  

Vlog (PTA)

• Verwerk tips in je script, waarbij je gebruikt maakt van de werkwoorden müssen - wollen - können. 
• Gebruik de Sie-vorm (beleefd & je hoeft niet na te denken over de werkwoordsvorm = altijd hele werkwoord gebruiken!)

4. Aufgaben dieser Woche

Aufgaben dieser Woche

• G. Mein Austauschpartner (AB, Seite 38-40 & TB, Seite 34)
• Aufgabe "Unser Werbefilm" - Script schrijven

Lernen dieser Woche

• Lernliste Freundschaft & Charakter (D-N & N-D)
  
• Lernliste Austauschprogramm & Klassenfahrt (D-N & N-D)