Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
1 / 22
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Praktijkonderwijs
Cette leçon contient
22 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Verkleinwoorden
Slide 1 - Diapositive
In deze les leren jullie...
wat een
verkleinwoord
is!
hoe je eenvoudige en moeilijkere
verkleinwoorden
schrijft.
Slide 2 - Diapositive
Wat zijn verkleinwoorden?
Slide 3 - Question ouverte
Een
verkleinwoord
is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!
Slide 4 - Diapositive
De meeste
verkleinwoorden
zijn gemakkelijk te maken.
Je zet achter het zelfstandig naamwoord:
-je of -tje
huis
- huisje
stad
- stadje
stoel
- stoeltje
Slide 5 - Diapositive
Een paar uitzonderingen
boom -
boompje
koning -
koninkje
woning
- woninkje
oma -
omaatje
auto
- autootje
man -
mannetje
ring
- ringetje
Slide 6 - Diapositive
Bedenk een verkleinwoord met
-je of -tje
Slide 7 - Question ouverte
Wat is het juiste verkleinwoord voor stem?
A
stempje
B
stemetje
C
stemmetje
D
stemmen
Slide 8 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van het raam?
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het verkleinwoord van de tafel?
Slide 10 - Question ouverte
Wat is het goede verkleinwoord voor café?
A
cafétje
B
cafeetje
C
caféetje
D
cafeettje
Slide 11 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van het schrift?
Slide 12 - Question ouverte
Wat is het verkleinwoord van de woning?
Slide 13 - Question ouverte
Wat is het verkleinwoord van de pan?
Slide 14 - Question ouverte
Welke woordsoort kun je verkleinen?
A
werkwoord
B
voorzetsel
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 15 - Quiz
Wat is het verkleinwoord voor de auto?
Slide 16 - Question ouverte
Hoe schrijf je het verkleinwoord van lampion?
A
lampionnetje
B
lampiontje
C
lampionetje
D
lampionnentje
Slide 17 - Quiz
Wat is het verkleinwoord voor het dorp?
Slide 18 - Question ouverte
Wat is het verkleinwoord voor de bril?
Slide 19 - Question ouverte
Schrijf op wat je geleerd hebt
Slide 20 - Question ouverte
timer
1:00
Schrijf zoveel mogelijk verkleinwoorden op.
Slide 21 - Carte mentale
Wat is het verkleinwoord van auto?
A
autotje
B
autootje
Slide 22 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Verkleinwoorden
Avril 2022
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Verkleinwoorden
Mai 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Grammatica & Spelling H5 (verkleinwoorden) - 2 basis
Octobre 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Les 8 week 44 Nederlands
Novembre 2021
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
oefenen JIj toets taalverzorging
Avril 2024
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3,4
Les 2 week 47 Verkleinwoorden
Novembre 2023
- Leçon avec
28 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
5.8 Spelling les 2 verkleinwoorden
Mai 2024
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
T2: H3 lezen - Tekstverbanden en signaalwoorden
Novembre 2021
- Leçon avec
17 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2