zww www www

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

zelfstandig werkwoord

zelfstandig werkwoord

hulpwerkwoord

koppelwerkwoord

Stillezen

werkwoorden

zelfstandig werkwoord

hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord

Geeft de handeling aan.

 Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin. 

zelfstandig werkwoord

Ik loop naar school.

ik fiets naar de winkel.

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

  Ik ben naar de winkel gefietst.    

 hww                                 zww

zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

     

        Ik ben naar school gelopen.

            hww                            zww

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Ik ben naar de winkel gefietst.

 hww                              zww

Ik zou naar de winkel kunnen fietsen.

 hww                                    hww     zww

koppelwerkwoorden

koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde: ben/word je iets

Ik word dokter > worden

   KWW

Ik ben blij.  > zijn

  KWW

koppelwerkwoorden

1. zijn, 
   
2. worden
   
3. blijven
   
4. blijken
   
5. lijken
   
6. schijnen
   
7. heten
   
8. dunken 
   
9. voorkomen.
   

Koppelwerkwoord en hulpwerkwoord

Hij mag kampioen blijven.

zijn

worden

blijven

blijken

lijken

schijnen

heten

dunken 

voorkomen

Koppelwerkwoord en hulpwerkwoord

Hij mag kampioen blijven.

Hij blijft kampioen/ hij is iets !

> blijven> koppelwerkwoord

Hij mag kampioen blijven.

hww                       kww

zijn

worden

blijven

blijken

lijken

schijnen

heten

dunken 

voorkomen

Charlie is een  lieve hond.

Justin is ziek geweest.

Carlitos wil loodgieter worden