Leven

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De leerdoelen
  • Ik ken het verschil tussen leven, dood en levenloos.
  • Ik kan uitleggen wat biotische en abiotische factoren zijn.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bio = leven logies = leer
Biologie = de leer van het leven

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Levend
Iets is levend als het levensverschijnselen of levenskenmerken heeft.

Er zijn 7 dingen waaraan je kunt zien dat iets leeft.
Welke zouden dat zijn?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De levenskenmerken
Levenskenmerken: zijn de kenmerken die ieder levend organisme kan vertonen.
De levenskenmerken zijn:
1. ademhaling
2. voortplanting
3. groei
4. voeding/ voeden
5. uitscheiding
6. waarnemen
7. bewegen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De eend leeft want hij voldoet aan alle levenskenmerken

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dood 
Een organisme dat geen levensverschijnselen meer heeft.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Levenloos
Iets wat nooit heeft geleefd

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Levend       Dood       Levenloos

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn levenskenmerken?
A
hoe groot en zwaar een organisme is
B
kenmerken van een levend organisme
C
de ontwikkeling van een organisme
D
kenmerken van een dood organisme

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een wezen dat de levenskenmerken had, maar niet meer heeft.
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
Organisme

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet telkens het bijbehorende levenskenmerk bij de juiste afbeelding.
voeden
ademhalen
uitscheiden
voortplanten
waarnemen
bewegen

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Levend
Dood
levenloos
Heeft nooit levenskenmerken gehad
Heeft levenskenmerken
Heeft geen levenskenmerken meer

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Plassen is een levenskenmerk, de levenskenmerk die hierbij hoort is:
A
Voeding
B
Uitscheiding
C
Ademhaling

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Levende wezens
vertonen 7 levenskenmerken.
De levenskenmerken zijn:




A
Waarnemen, ademhalen, voortplanten, uitscheiden, groeien, voeden, bewegen.
B
Waarnemen, ademhalen, verplanten, uitscheiden, groeien, voeden, ontwikkelen.
C
Waarnemen, ademhalen, voortplanten, uitgaan, groeien, voeden, ontwikkelen.
D
Waarnemen, fietsen, ademhalen, boodschappen doen, uitscheiden, groeien, voeden.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Ontwikkelen
B
Bewegen
C
Voortplanten
D
Communiceren

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk levenskenmerk zie je hier?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Voortplanten is geen levenskenmerk
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Levende organismen herken je aan de levenskenmerken. 
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

dood, levend of levenloos?
A
dood
B
levend
C
D
levenloos

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Levend, dood of levenloos?
dood, levend of levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Levend, dood of levenloos?
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plaats.
Dood
Dood
Dood
Levend
Levend
Levend
Levend
Levenloos
Levenloos
Levenloos

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 3 voorbeelden van levende en niet levende dingen

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is op deze afbeelding levend? Wat dood? Wat levensloos?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Biotische & abiotische factoren
levende factoren
levenloze factoren

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 26 - Vidéo

Biotische en abiotische factoren video
Sander zegt dat een dood hert een abiotische factor is, het leeft namelijk niet meer.
Anne zegt dat een dood hert een biotische factor is, het heeft namelijk geleefd. Wie heeft er gelijk?
A
Sander
B
Anne

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ronald zegt dat de zee biotische factor is, er leven namelijk vissen in.
Marlies zegt dat de zee een abiotische factor is, de zee zelf leeft namelijk niet. Wie heeft er gelijk?
A
Ronald
B
Marlies

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de biotische en abiotische factoren die invloed kunnen hebben op de populatie staan hieronder aangegeven. Maar bij welk type horen ze? biotisch of abiotisch?
Abiotisch
Biotisch

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Biotisch of Abiotisch
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Biotisch of Abiotisch?
A
Abiotisch
B
biotisch

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welke biotische en abiotische factoren zie je in dit ecosysteem?

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

biotisch of abiotisch?
Ziekteverwekkers
A
Biotisch
B
abiotisch

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ging de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wil je nog extra aandacht aan besteden?

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions