Oefentoets voor PW

Oefentoets
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets

Slide 1 - Diapositive


1) Kleine bloedsomloop =
Hart -                           - hart

2) Grote bloedsomloop =
Hart -                           - hart

hele lichaam
longen

Slide 2 - Question de remorquage

Waarom is bij de mens de bloedsomloop een dubbele bloedsomloop?
A
Het bloed maakt twee rondjes
B
Het bloed komt langs twee longen
C
Het bloed gaat twee keer door het hart
D
Het bloed heeft een dubbele stroming

Slide 3 - Quiz


Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
D
Koolstofdioxide verwijderen

Slide 4 - Quiz

Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Niet zo'n gespierde wand
Overal kleppen
Kleppen bij het hart

Slide 5 - Question de remorquage

In de afbeelding is een doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit

Slide 6 - Question de remorquage

De functie van de nieren is uitscheiding. Wat scheiden de nieren uit?
A
alleen overtollig water
B
overtollig water en zouten
C
schadelijke stoffen
D
overtollig water en zouten, afvalstoffen en schadelijke stoffen

Slide 7 - Quiz

19. Vervoert de nierader bloed naar de nieren?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

De buitenste laag van de nier wordt ........... van de nier genoemd
A
het niermerg
B
de nierschors
C
het nierkapsel
D
het niervlies

Slide 9 - Quiz

Tijdens het bloedonderzoek van Maora wordt een afwijking gevonden in de cellen met een celkern. Daardoor kunnen ze hun werk niet goed doen. Wat zou een gevolg hiervan kunnen zijn?

Slide 10 - Question ouverte

Waar bestaat bloed uit? wat zit er in bloed?

Slide 11 - Question ouverte

Witte bloedcellen vervoeren zuurstof
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Tussen de nieren en de blaas zit de urinebuis
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

De poortader loopt van de darmen naar de lever
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Nier stenen beginnen in de nieren en deze moet je uitplassen, zo verlaat deze het lichaam. Welke volgorde legt de nieren af?
A
Nieren - Urineblaas - urinebuis - urineleider
B
Nier - Urinebuis- blaas - Urineleider
C
Urinebuis- Urineleider - Urineblaas - nier
D
Nier - Urineleider - blaas - urinebuis

Slide 15 - Quiz

Schrijf alle organen die op die bij de kleine bloedsomloop horen

Slide 16 - Question ouverte

Bij een hartaanval is het bloedvat die bloed brengt naar de hartspier brengt verstopt. Welk bloedvat is dan verstopt?
A
Aorta
B
Kransader
C
Kransslagader
D
Longader

Slide 17 - Quiz

Welke kant van het hart zou dikker zijn links of rechts en waarom...

Slide 18 - Question ouverte

Bloedplaatje
Rode bloedcel
Witte bloedcel

Slide 19 - Question de remorquage

Wat gebeurt er bij bloedstolling?

Slide 20 - Question ouverte

Bovenste Holle Ader
Aorta
Longader
Linkerkamer
Rechterkamer
Halvemaanvormige kleppen

Slide 21 - Question de remorquage

Waarom stroomt het bloed sneller als je rent, in vergelijking met als je op de bank een serie kijkt?

Slide 22 - Question ouverte

Bij een erge allergische reactie wordt er adrenaline in het bovenbeen gespoten. Hoe vaak gaat de adrenaline door het hart voordat het weer op dezelfde plek in het been terecht komt?
A
1
B
2
C
3
D
6

Slide 23 - Quiz

Op de volgende slides staat informatie

Slide 24 - Diapositive

Bloed
Rode bloedcel: vervoert zuurstof. Hemoglobine zorgt voor de rode kleur en het vervoeren van zuurstof
Witte bloedcel: Dood ziekteverwekkers. Door ze op te eten of door antistoffen te maken. Heeft een celkern
Bloedplaatje: zorgt voor bloedstolling. Hierdoor komt er geen bloed meer uit het bloedvat

Slide 25 - Diapositive