Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Lesopzet
10 minuten lezen
LessonUp
werken aan 3.8
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
In de vorige paragraaf ‘Spelling’ heb je geleerd dat je het meervoud kan maken door -en, -s of -’s achter het zelfstandig naamwoord te zetten: fietsen, scooters, auto’s. Maar er zijn nog meer manieren om het meervoud te maken.
Slide 3 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ie
Als de klemtoon op de laatste lettergreep met -ie ligt, schrijf je -ën achter het enkelvoud: melodie – melodieën, knie – knieën.
Als de klemtoon niet op de lettergreep met -ie ligt, schrijf je - ̈n achter het enkelvoud: provincie – provinciën, bacterie – bacteriën.
Slide 4 - Diapositive
Opmerkingen:
1 Twee puntjes op een letter (bijvoorbeeld op de -ë) wordt een trema genoemd.
Deze woorden krijgen in het meervoud -ën: zee – zeeën, idee – ideeën.
Slide 7 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -um
Veel woorden die eindigen op -um komen uit het Latijn. Deze woorden krijgen in het meervoud -a in plaats van -um: museum – musea, datum – data.
Het meervoud met -s mag meestal ook: museums – datums.
Twijfel je of weet je het niet? Gebruik dan het woordenboek.
Slide 8 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -us
Veel woorden die eindigen op -us komen uit het Latijn. Deze woorden krijgen in het meervoud -i in plaats van -us: politicus – politici, technicus – technici.
Slide 9 - Diapositive
Bijzondere gevallen:
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben geen meervoud: melk, geluk.