1. Krachten, hefbomen, katrollen, druk

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is geen kenmerk van een kracht?
A
je kan een voorwerp van richting veranderen
B
Je kan een voorwerp vervormen
C
Je kan een voorwerp van snelheid veranderen
D
Je kan krachten zien

Slide 2 - Quiz

De eenheid van kracht is:
A
gram
B
kilogram
C
newton
D
newton per vierkante meter

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

De zwaartekracht reken je uit met de formule:
A
F = m x a
B
Fz = m x 10
C
Fz = m x V
D
Nz = m x 10

Slide 7 - Quiz

Jesse weegt 55 kg. Hoeveel is de zwaartekracht op hem?
A
55 N
B
5,5 N
C
555 N
D
550 N

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Waarom is een krachtenschaal belangrijk?
A
Dan weet je welke kracht je gaat gebruiken
B
Dan weet je hoeveel krachten er zijn.
C
Dan weet je hoe groot je kracht is.
D
Dan weet je hoe lang je een pijl moet tekenen.

Slide 11 - Quiz

De krachtenschaal is 1cm ≘ 20 N.
Hoe lang wordt de pijl voor een kracht van 80 N ?
A
10 cm
B
8 cm
C
4 cm
D
2 cm

Slide 12 - Quiz

Je moet een kracht tekenen met een grootte van 600 N.

Welke krachtenschaal is het handigst?
A
1 cm ≙ 0,1 N
B
1 cm ≙ 1 N
C
1 cm ≙ 10 N
D
1 cm ≙ 100 N

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Hoe groot is de netto kracht?
A
80 N
B
280N
C
100N
D
180N

Slide 16 - Quiz

Hoeveel is de resulterende kracht?
A
100 N
B
300 N
C
700 N
D
500 N

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Je kunt de krachten op een hefboom uitrekenen met de hefboomregel. Wat is waar over de werkarm en de werkkracht bij werktuigen?
A
de werkarm is klein en de werkkracht is klein.
B
De werkarm is klein en de werkkracht is groot.
C
de werkarm is groot en de werkkracht is klein.
D
de werkarm is groot en de werkkracht is groot.

Slide 21 - Quiz

55 Sommige werktuigen bestaan uit een dubbele hefboom. Wat is een voorbeeld van een dubbele hefboom?
A
een flesopener
B
een steekkar
C
een steeksleutel
D
een schaar

Slide 22 - Quiz

Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Is deze hefboom in evenwicht?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

De knoflookpers werkt als een
dubbele hefboom. De kracht
op de knoflook is hoeveel keer
zo groot dan de spierkracht.
A
4x zo groot
B
5x zo groot
C
3x zo groot
D
9x zo groot

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Wat is de werking van een vaste katrol?
A
De richting veranderen van de kracht
B
het halveren van de kracht
C
het verdubbelen van de kracht
D
er gebeurt niets

Slide 30 - Quiz


Uit hoeveel losse katrollen bestaat deze takel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quiz

Als de losse katrol 1 m omhoog gaat, wat is de lengte van het binnengehaald touw?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Hoe groot de druk is hangt af van twee dingen. Welke?
A
Kracht en Massa
B
Dichtheid en Volume
C
Kracht en Oppervlak
D
Oppervlakte en Volume

Slide 35 - Quiz

Als de oppervlakte groter wordt, wordt de druk ook groter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Op welke zijde kan ik de baksteen het beste plaatsen om de hoogste druk uit te oefenen?
A
op de kopse kant
B
Op de platte kant
C
op de strek kant
D
Dat maakt niet uit

Slide 37 - Quiz

Door rijplaten :
A
wordt de druk groter
B
verander de druk niet
C
wordt de druk kleiner

Slide 38 - Quiz